24 t°!dtg'"af9 het midden der 9£meente Van het ambte *9» hemekche V3n ^rente' dat onder bewogen omstandigheden van 1545 to563 plaats vond en dat zoovele ingrijpende hesluiten op kerkelhk qewhd A 9w°Tn' °°k aandacht aa» de kerkelijke registers gewijd Aan het slot in de 24e zitting „de reformation^ z jn twee be langrijke beslissingen gevallen. Allereerst ten opzichte van de doopboeken. De prelaten en Kerkvorsten diend bevestigden het reeds bestaande gebruik om van alle toege diende sacramenten van het doopsel aanteekening te doen houden Met het onmiddellijke doel om te weten tusschen welke personen geesteHke maagschap ontstond, werd voorgeschreven om alle doopen te admini- van hT meld moesten worden dag van geboorte en van toediening van het sacrament, namen van den doopeling en van de peters en meters Een van de opdrachten van het Concilie van Trente was zich bezig te ouden met het voorkomen van de misbruiken, welke in den loop der gohThefb1Et ''"I J" If huwelil'kswet9evin9 waren ontstaan. Van ouds gold het beginsel dat alleen de toestemming van de mannelijke partij en >an de vrouwelijke partij het huwelijk tot stand bracht. „De voldoening an de verlovingsovereenkomst, het geven en aannemen van het meisje vrouw, is et huwelijk. 4) yoor iCjc totstandkoming van het huwelijk was mets anders noodig dan het begin der samenwoning, de b"Iap Formeel bezien waren geen formaliteiten vereischt. In vele gevallen ech aZst°i kheJ 7^ Van h0t huWelilk PJaats met medewerking van de ken dat 4 Sn 35 noodzak^k en het aantalhuwebj! oeene dW7 Vol?°kke" zonder medewerking van den priester, mag in A AA r" onderschat' Deze huwelijken, die men gewoonlijk erW HetmnadffeÏCIme J™*"' W£rden door de Katholieke kerk zonden hl VM 9eheLme 'huwelilken was evenwel wij- zouden het kunnen noemen - hun onzichtbaarheid. Het bestaan van het huwelijk kon met door middel van een register, doch moest door getuigen worden bewezen. De geheime huwelijken brachten een nasleep van moei- dran H P" Wettl9heid der hinderen kwam maar al te vaak in het ge drang Het gevaar van bigamie lag voor de hand, om niet te spreken voürdedeV„ 0nzekerhe<le"- welke *id> °p terrein va„ het eLcht Na maandenlange beraadslagingen, waarbij de taaie tegenstand van de erkvorsten, die zich op het zuiver principieele standpunt stelden, dat de voldoening aan de verlovingsovereenkomst het huwelijk tot stand racht en dat daarvoor geen formaliteiten waren vereischt, moest worden s2PSr%namfih: Si! inStitUUt der keAre8to*™ m „Christendom en Maat- 4) Mr. S. Fockema Andreae, „Het Oud Nederlandsch Burgerlijk Recht", II, bh. 134. 25 overwonnen, besloot het Concilie in zijn 24e zitting, dat het huwelijk voortaan zou zijn gebonden aan een zichtbaren vorm, n.l. de huwelijks afkondiging (die reeds meer dan drie eeuwen hier en daar in de Katho lieke landen in gebruik was) en de huwelijkssluiting, welke moest ge schieden door den parochus in het bijzijn van twee getuigen. Hieruit sproot voort een regeling van het bewijs van het huwelijk. De vrije be- svijsleer bleef uiteraard gehandhaafd, doch het bewijs werd vergemak kelijkt en genormaliseerd door het scheppen van een nieuw middel, de inschrijving in het kerkelijk register. De pastoor moest voortaan van alle door hem voltrokken huwelijken nauwkeurig boekhouden en in het regis ter aanteekening houden van de namen der echtgenooten en getuigen, benevens van dag en plaats van de huwelijksvoltrekking. Hij kreeg de opdracht het register met zorg te bewaren. Omtrent de registers van overlijden heeft het Concilie van Trente geen enkele beslissing genomen. De besluiten van het Concilie zijn niet oveial en niet allerwegen dadelijk afgekondigd. Frankrijk met zijn uitgesproken Katholieke bevolking maakte daarop een uitzondering. De voorschriften van Trente werden daar onverwijld ten uitvoer gelegd. Wij verlaten thans de bemoeiingen van de kerkelijke overheid en rich ten onzen blik naar de maatregelen, welke de wereldlijke autoriteiten in Frankrijk hebben getroffen. Het eerste overheidsvoorschrift dateert van 1539, de Ordonnance sur le fait de la justice van Augustus 1539, uitge vaardigd te Villers-Cotterets door Frans 1, ter bestrijding van enkele misbruiken, welke bij de geestelijkheid waren ingeslopen. Gelijk wij reeds eerder hebben opgemerkt, leefden de pastoors ten deele van de aalmoezen bij den doop en van de rechten, welke bij de voltrek king van de huwelijken en van de kerkelijke plechtigheden bij begrafe nissen werden geheven. De geldelijke positie der hoogere geestelijkheid was behoorlijk geregeld. De kanunniken daarentegen, die hiërarchisch bezien tusschen de lagere en de hoogere geestelijkheid in stonden, hadden moeite om het hoofd boven water te houden. Zij gingen gebukt onder geldelijke zorgen. Als gevolg hiervan ontwikkelde zich de ge woonte, dat de geloovigen bij testamentaire beschikking, een gedeelte van hun vermogen bestemden voor de kerk, met de bedoeling de inkom sten daaruit in hoofdzaak ter beschikking van de kanunniken te stellen. Men riep kleine stichtingen in het leven en de kanunniken verwierven het vruchtgebruik daarvan. Aan het hoofd van zoo'n stichtinkje werd een bestuurder of een college van bestuurders gesteld, die voor het geldelijk beheer zorg droegen en het recht bezaten om, indien een kanunnik- vruchtgebruiker overleed, in zijn plaats een anderen kanunnik aan te wijzen. Zoolang echter het stichtingsbestuur nog niet over een vrijgeko men beneficium had beschikt, kwam den Paus het recht 'toe daarover •/rijelijk te beschikken en zonder de bestuurders daarin te kennen een

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1945 | | pagina 16