20 Betaelt voort papier, t binden met de coperculen, mitsgaders de twee wapens tot maeckinge van deselve twee registers tsamen VI X St Somma tesamen LXIIII IIII St. JNoch da erna e geschreven voor den jegenwoordigen dijckgraeff de oude boucken, daervoor met het binden by my verschoten V Somma in als LXIX IIII St. 21 Kort begrip van den ontwikkelingsgang van den burgerlijken stand in Frankrijk. l) Frankrijk is de bakermat van het instituut van den burgerlijken stand in zijn tegenwoordigen vorm. Het is daarom niet gewaagd reeds bij voor baat vast te stellen, dat vóór 20 September 1792, het tijdstip, waarop de burgerlijke stand als staatsinstelling werd ingevoerd, ongetwijfeld voor- loopers van dit instituut zijn waar te nemen. Het historisch overzicht van de bevolkingsadministratie, zooals dit hieronder volgt, houdt zich echter nagenoeg uitsluitend bezig met den burgerlijken stand. Aan de bevol kingsboekhouding is in Frankrijk altijd weinig aandacht besteed. Zelfs nog heden ten dage staat de Fransche bevolkingsboekhouding in verhou ding tot die in andere landen op een laag peil. De burgerlijke stand vindt zijn oorsprong in 'het kerkelijk recht. Het is echter zeer merkwaardig, dat de geschiedenis van de voorloopers van de registers van geboorten de doopregisters niet parallel loopt aan de historie van de huwelijks- en overlijdensregisters. Het klinkt wellicht wat paradoxaal, dat de doopregisters in het over wegend Katholieke Frankrijk niet in het leven zijn geroepen om de toe diening van het sacrament van het doopsel te registreeren. De eerste Fransche doopregisters hadden een geheel ander doel. Gelijk bekend bestond in de middeleeuwen uitsluitend het kerkelijk huwelijk. Eerst later is de staat zich hiermede gaan bemoeien. De algemeen gehuldigde staats leer van die tijden stelde zich op het standpunt, dat het huwelijk behoorde tot het kerkelijk domein. De Katholieke kerk kende toendertijd op zeer groote schaal huwelijksbeletselen, wegens verboden graad van bloedver wantschap en wegens geestelijke verwantschap, n.l. de verhouding tus- schen doopeling eenerzijds en peter en meter anderzijds. Het huwelijks verbod strekte zich uit tot den zevenden graad en ging dus wel zeer en zeer ver, vooral indien wij daarbij bedenken, dat toendertijd het aantal graden op andere wijze dan nu werd berekend. Thans stellen wij het aantal graden vast door te tellen van belanghebbende via den stamvader tot den anderen persoon. Toenmaals telde men slechts tot den gemeen- schappelijken stamvader. Neef en nicht staan tot elkander, volgens de thans geldende telling, in den vierden graad van bloedverwantschap. Vroeger echter slechts in den tweeden graad. Er is nog een factor van belang, welke wij bij de bepaling van het gewicht der middeleeuwsche huwelijksverboden in het oog dienen te vatten. Wij hebben thans door gaans te doen met één peter en één meter. In de middeleeuwen waren gewoonlijk zeven a acht en soms tien a twaalf peters en meters aanwezig. Met toestemming van den schrijver overgenomen uit ,,de Bevolkings-boekhouding" no. 75, Maart 1944.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1945 | | pagina 14