220 kunsthistorische collecties doeltreffend zi|n. Voor archiefverzameiingen zijn zij het zeker niet, omdat daar in de topografische afdeeling de volle nadruk moet vallen op de voorstelling en wel op dat hoofd bestanddeel van de voorstelling, dat de gegeven plaats in cata logus of kaartsysteem rechtvaardigt, terwijl men in de historische afdeeling moet uitgaan van den datum. Bij de topografische beschrij ving behoort het eerste woord te zijn: Leuvehaven, Hoogstraat, Stadhuis, Luthersche Kerk, enz., waarop dateering met nadere om schrijving en plaatsaanduiding volgt, terwijl gegevens over kunstenaar, techniek en grondstoffen van secundair belang zijn en als zoodanig op het tweede plan behandeld worden. Weliswaar zouden door eenige omzettingen de voorgestelde modelkaarten ook voor archiefverzamelingen bruikbaar gemaakt kunnen worden, maar het lijkt mij minder gewenscht om zich bij het beschrijven van zoo heterogeen materiaal als teekeningen, gravures, etsen, foto's reproducties, boekprenten enz. in één verband aan een standaard formulier te binden. Werkt men met blanco kaarten, dan kan men ieder nummer beschrijven op de wijze, die in dit speciale geval de meest geëigende is. Het spreekt van zelf, dat men afbeeldingen, in een zelfde techniek uitgevoerd, op de zelfde wijze zal beschrijven en het verdient stellig aanbeveling om bij prenten en teekeningen met kunsthistorische waarde de zelfde punten te memoreeren, die het museum-systeem aangeeft, zij het dan ook in een andere volgorde. Waar samenwerking en onderlinge voorlichting mogelijk is, mag men die niet van de hand wijzen, maar evenmin mag men de archiefver zamelingen inrichten volgens een orde, die aan haar doelstelling vreemd is. De beschrijvingsmethode van de geografische kaarten komt in hoofdtrekken met de reeds in archiefverzamelingen gebruikelijke over een en zal dan ook aanvaard kunnen worden. Bij geografische kaar ten levert de indeeling meestal meer moeilijkheden op dan de be schrijving. Al heb ik gemeend de „Aanwijzingen" voor de beschrijving van archiefverzamelingen te moeten verwerpen, zij zijn aanleiding geweest om opnieuw in onzen kring de aandacht te vragen voor de verzor ging van den topografischen en historischen atlas, die nog steeds met tal van onopgeloste problemen is bezwaard. Wil men tot een oplossing daarvan geraken, dan lijkt mij de aangewezen weg om eerst de grenzen vast te stellen, dan de indeeling en tenslotte de richt lijnen aan te geven voor de beschrijving van de verschillende soorten nummers. A. C. K. 221 Oorkondenboek 1413 1913 verzameld door W. L. van den Akker. Leiden, E. J. Brill. 1942. 754 blz. 8°. Wie dit oorkondenboek ter hand neemt, zal zich afvragen, wat het bindende element is geweest, dat de ruim vierduizend afschriften en regesten bijeenhoudt, die verdeeld zijn over een tijdvak van precies vijf eeuwen. Tevergeefs zal de gebruiker in den titel naar een aan wijzing zoeken. Bij nadere beschouwing zal het hem evenwel niet moeilijk vallen te ontdekken, dat de meeste der medegedeelde stuk ken hun publicatie danken aan het feit, dat zij handelen over de familie Van den Akker. Men moet bij de uitgave van bronnenpu blicaties als oorkondenboeken en regestenlijsten den onvoorwaarde- lijken eisch stellen van zoodanige duidelijkheid, dat er van misver stand in welken vorm ook - geen sprake kan zijn. Den gebruiker niet aanstonds in te lichten over den waren aard van het werk is daarom een onvolledigheid, die misleidend werkt en aan het geheel afbreuk doet. Door een eenvoudige uitbreiding van den titel was dit te vermijden geweest. Het verschijnsel, dat zoovele der afgedrukte stukken den naam Van den Akker gemeen hebben, bepaalt het karakter van deze uit gave. Haar beteekenis moet dan ook niet gezien worden als een hulpmiddel tot beter begrip van een bepaald tijdvak in de geschie denis of voor de historie van een bepaalde streek, maar uitsluitend als een genealogisch „naslawerk" we noemen hier hetzelfde woord, dat ook het prospectus gebruikt in hoofdzaak voor Brabantsche families. Talrijk zijn de genealogische uitgaven, die in de laatste jaren zijn verschenen. De genealogie heeft daarmede haar achterstand op andere hulpwetenschappen der geschiedenis ruimschoots ingehaald. Het ligt uiteraard voor de hand, dat deze winst meer van quantita- tieven dan van qualitatieven aard is, hoewel ook hier een critischer geest beslist de overhand heeft gekregen. Een genealogie, die ge respecteerd wil worden, dient in de vermelding der geraadpleegde bronnen zoover te gaan, dat elk nauwgezet beoordeelaar haar onaan tastbaarheid aan de feitelijke en relatieve waarde dier bronnen kan toetsen. Hoewel vele familieuitgaven van den laatsten tijd aan dezen eisch voldoen, is slechts in enkele zeldzame gevallen tot volledige bronnenpublicatie overgegaan. Beschouwt men het Oorkondenboek Van den Akker als een verzameling bewijsstukken ter staving van de juistheid eener genealogie, dan blijft slechts ter beoordeeling, of de genealoog zijn materiaal op bevredigende wijze heeft gebruikt. Deze taak, hoewel niet onaantrekkelijk, valt evenwel buiten het kader van bespreking. Neder/andsch Archievenblad 1941—1943 15

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1943 | | pagina 25