216 1811 als grens werd aangenomen, omdat toen door de invoering der Fransche gemeentelijke administratie de scheiding tot stand kwam tusschen dorps- en polderbesturen, die tot dusver aan hetzelfde college toevertrouwd waren geweest. Doch de heer VAN Ulsen gaat verder en legt de scheiding niet bij 1811, „doch veeleer omtrent 1850/' daar door de Grondwet van 1848 de bevoegdheid der Staten t. a.v. de reglementeering der waterschappen volkomen werd gewijzigd en ten gevolge daarvan in de volgende jaren de reglementen van vele waterschappen principieel werden herzien, waardoor achter het voor bijgegane tijdvak definitief een streep werd gezet; de inventarissen van Delfland en Rijnland hebben hiermede rekening gehouden, resp. 1853 en 1857 als eindpunt aannemend, en Ged. Staten van Zuid-Holland hebben in een circulaire van 3 Mei 1920 deze opvatting aanbevolen.1) Na 1850 komen dus ook hier de nieuwe of, zooals de heer Noordenbos wil, de nieuwere archieven. Aan hen is het vierde hoofd stuk, het pièce de resistance van dit boekje, gewijd. Eerst behandelt de schr. de verschillende systemen, die ook bij de waterschapsadministratie werden en worden toegepast: de chronologische, waarbij index en klapper de, overigens niet voldoende, hulpmiddelen zijn om den weg te vinden, en het uit genoemden index ontwikkelde rubriekenstelsel, waarbij niet de datum, doch het onderwerp de plaats in het archief bepaalt. Dit laatste heeft echter het groote bezwaar dat de stukken, op één zaak betrekking hebbende, niet bij elkaar worden gehouden, terwijl de moderne administratie juist daaraan groote behoefte heeft Ook vindt het, hoewel verouderde, systeem van ordening der stukken volgens de vergadering van het dagelijksch bestuur, waarin zij zijn be handeld, nog wel toepassing. Beter echter dan al deze is het dossier stelsel, waarbij de inhoud der stukken praevaleert. Zooals de heer van Ulsen het zegt: in een archief komt het er in de eerste plaats op aan een zaak ie kunnen terug vinden, niet een bepaald stuk. „Een stuk is slechts een onderdeel van een zaak; met „zaak" bedoelen wij hier alle stukken, die op één zaak betrekking hebben." De beginselen, die de heer Noordenbos voor de moderne gemeente-administratie met zooveel succes heeft voorgestaan, maken ook in de moderne waterschaps- 217 administratie school! Ook hierbij gaat men thans uit van het registratuur plan; in de toekomt zullen volgens den bij uitstek deskundigen schr. de waterschapsadministraties daartoe alle moeten komen „omdat zij alleen met behulp daarvan zich van een deugdelijke archiefverzorging kunnen verzekeren." Gevolgd wordt ook hier het decimale stelsel, dat zeer elastisch is; het Registratuurbureau van de Unie van Waterschapsbonden heeft in 1937 voor dezen tak van dienst een uniform registratuurstelsel of code décimal vastgesteld, zoodat gaande weg ook hier eenheid in de archiefordening kan worden verkregen. En het zal hen, die hun hart aan de oudere archieven hebben verpand, deugd doen te vernemen dat de heer van Ulsen het in het algemeen niet aanbevelendwaardig acht het registratuurstelsel terug te werken in het bestaande archief, indien dit althans in eenigszins bruikbaren staat verkeert en dit behoorlijk toegankelijk is, want: „afgesloten archieven moeten zooveel mogelijk in hun oorspronkelijken toestand worden gelaten." Enthousiaste aanhangers der moderne beginselen hebben wel eens anders gesproken en gehandeld! Tenslotte wordt de „inventaris" van het aldus ingedeelde archief in het kort behandeld. Uit het bovenstaande overzicht zal het duidelijk zijn dat het boekje van den heer van Ulsen voor de studenten in de verzorging der waterschapsadministratie een bruikbare handleiding verschaft, die hun omtrent de leidende beginselen en hun praktische uitwerking een uit nemende gids biedt. Maar hoewel het den aard eener aankondiging feitelijk te buiten gaat en op gevaar af den indruk te wekken, stok paardjes te willen gaan berijden, zou ik in het vooruitzicht van een onontkoombare herziening onzer wel is waar nog jonge, doch althans t.a.v. sommige punten tamelijk verouderde archiefwetgeving tenslotte eenige algemeene opmerkingen willen maken, die wel langs het betoog van den schr. heen gaan, doch die mij door zijn geschrift, waaruit ik veel heb geleerd, weer levendig voor den geest kwamen. In den aanvang zei ik dat wij met onze archiefverzorging de 20e eeuw in moeten, maar wie onder die „wij" moeten worden verstaan kan verschillend worden opgevat. In algemeenen zin begrepen zou men zelfs kunnen constateeren, dat „wij" met die zorg deze be wonderenswaardige eeuw al ingegaan zijn: de leiders der moderne administratie hebben, anders dan hun directe voorgangers, voor wie het geen probleem was, t.a.v. het product van hun ambtelijke werk zaamheid met evenveel beleid als succes nieuwe wegen bewandeld en, wat voor de beoordeeling van het archiefvraagstuk van fun damenteel belang is, ook zonder wijziging in de organisatie dér besturen het aangezicht der administratie grondig veranderd. Evenzoo fundamenteel veranderd als door de invoëring der Fransche administratie Het is ook van belang uit den mond van een man der praktijk de opmerking op te leekenen, dat van de bij art. 22 der Archiefwet geboden gelegenheid, waardoor de besturen van waterschappen onderling of in samenwerking met gemeentebesturen een regeling kunnen treffen omtrent de gemeenschappelijke berging van een deel hunner archieven in één bewaarplaats en omtrent gemeenschappeliik beheer der daarheen overge brachte archieven nog weinig gebruik wordt gemaakt, „hoewel zij toch van groot belang moet worden geacht." Vooral de kleinere waterschappen weten met de bewaring en de verzorging geen raad. Evenals t.a.v. de minder draagkrachtige gemeenten,zalook hiervoorde stichting van streekarchiefbewaarplaatsen de aangewezen en eenige bevredigende oplossing zi|n.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1943 | | pagina 23