196 niet of niet opzettelijk ter sprake zijn gekomen. Al hetgeen het gevolg is van de onvolmaaktheid der overlevering, van de gebreken der oude standaarden etc., was aan de oude auteurs genoegzaam bekend en vindt bij hen (vnl. bij Van Swinden) een breede behandeling. Tegenover deze irrationaliseeringstendenties stonden nu ook stroo mingen, die gelijkheid in de hand werkten; weliswaar geene homogene of parallelle stroomingen en ook niet gericht op absolute gelijkheid maar in hare betrekkelijkheid toch opmerkelijken leerzaam voor de nadere kennis van ons landje, gelegen als het is op het kruispunt der Noordwest-Europeesche cultureele en economische stroomingen. Te denken in de eerste plaats aan de historie der gewichten. Over de gewichten is veel litteratuur, vooral in verband met de numismatiek; helaas vieren de controversen op dat gebied hoogtij. We blijven buiten de betwiste stellingen door slechts erop te wijzen, dat Nederland een grensgebied is van de twee op het West-Euro- peesche vasteland meest gangbare gewichtsstelsels; het Troische gewicht en het Keulsche markgewicht. 197 Dat in den houthandel aanvankelijk de Deventer voet, later de Amsterdamsche voet heerschend was, kan zonder meer volgen uit het verloop van dien handel. Alleen in Friesland bleef de Deventer voet als „Friesche houtvoet" in zwangof liever, de vanouds in- heemsche kleine voet handhaafde zich voor dit doel naast den grooteren. In den textielhandel wist de zoogenaamde Brabander el zich een algemeene gelding te verschaffen en te behouden. De wijnhandel bediende zich uiteraard van de eenheden, die golden in de landen van herkomst der wijnen. Dat voor deze waren de Bordeauxsche okshoofden, de Rijnsche en Portugeesche pijpen etc. ook hier in gebruik waren, behoeft geen betoog. Met de graanmaten is het een vreemd geval. De handel nam naar buiten tenminste aan, dat de lasten der verschillende maat- stelsels gelijk waren; door eenvoudige omrekeningen uit de koren boekjes zou men dus de grootte der plaatselijke onderverdeelingen kunnen vinden. Bij nameting bleek deze vooropstelling echter geens zins met de feiten te strooken. Het is haast niet agn te nemen, dat de handel deze afwijkingen nimmer ontdekt zou he~bben; maar de belangen bij den bestaanden toestand waren blijkbaar te groot. Het Troische gewicht draagt den naam der stad Troyes in Champagne. In de X'IIeXlIIe eeuw vormden de ..foires de Champagneook die van Troyes, een overwegende factor in het economische leven van West-Europa (H. Pirenne, Histoire de l'Europe des invasions au XVIe siècle, Paris/Brux. 1937, p. 152); de invloed hier van het niet na, door middel der Vlaamsche kooplieden, ook de Hollandsche kust streek, Friesland en Utrecht te bereiken (O. Oppermann, die Grafschaft Holland und das Reich bis 1256, Utrecht 1921, S. 3233, 6364). Anderzijds was het oud- Utrechtsche muntgewicht uit het Keulsche afkomstig: O. Oppermann, die Grafschaft Holland usw. S. 70—72; Westdeutsche Zeitschrift XXVII (1908) S. 224ff.; XXVIII (1909) S. 169. Dat de deelen van Nederland, die onder den invloed der Hanze stonden, ook het Keulsche gewicht gebruikten, ligt in de rede. Het gevolg van deze botsing van stelsels was eigenaardig. Er was hier geen vaste grenslijn; in vele plaatsen waren èn het Troische en het Keulsche gewicht in gebruik, het Troische in den groothandel, het Keulsche in den kleinhandel (winkelgewicht). Het Troische was het zwaarst. Er had vaak een zekere adap tatie plaats gehad, zoodat het Keulsche gewicht 1lie (één ons) lichter gesteld werd dan het Troische. Ongetwijfeld was dit een gemakkelijke manier voor den groothandel om de prijsmarge te stellen. Deze adaptatie van de maten aan de prijscalculatie was trouwens gebruikelijk; de Zierikzeesche zoutmaat kende, volgens De Kanter's opgaven (Eenige vergelijkende tafelenniet minder dan drie trappen: scheeps-zoutmaat, keetmaat en de „gewone" zoutmaat, voor verkoop aan de burgers. In deze rubriek hoort ook thuis de „Bontsche mate", die in Twenthe in gebruik was (Racer, Overijss. Gedenkst. I bi. 150; Hattink, Stadregt Almelo, met noot. v. Doominck; Versl. der Ver. Overijss. Regt en Gesch. LXXXVI. 1900, bl. 15; Versl. en Mede- deelingen dier vereeniging XXXII (1916) bl. 9596, XXXVIII (1921) bl. 150). Te denken is hier wel aan de maten der stad Bonn, die doorgaans iets kleiner waren dan die van Keulen (ef. J. C. Nelckenbrechers Taschenbuch der Münz-, Mass- und Gewichtskunde, neunte Aufl. Berlin 1805, S. 76; de Bonnsche el blijkt zeer klein te zijn). Zooals Bonn ten aanzien van Keulen, zoo was Twenthe ten opzichte der IJselsteden een achterland; er moest een prijsmarge tusschen beide zijn. Laten we even stilstaan bij het Zwolsche gewicht. De overheid dier stad had al vroeg besloten tot invoering van het Troische gewicht (Res. Raad en Meente 1516, 1518), ook voor het kleinhandels- en huisgewicht (res. alsv. 1616 Dec. 13). Men is al geneigd hierin Amsterdamschen invloed te zien, in tegenstelling dus tot de meer ouderwetsche zustersteden Deventer en Kampen. Maar het in Zwolle gebruikte gewicht is niet het eigenlijke Troische en ook niet het, iets zwaardere, Amsterdamsche-Troische; het Zwolsche pond is wel tien gram zwaarder (te veel dus om 'het verschil aan onnauwkeurigheid toe te schrijven) en komt nagenoeg overeen met het Frankfurter pond, dat overigens boven Frankfurt wijd verbreid was. Er bestond een handelsroute over land van Zwolle op Frankfurt, ter vermijding van den Rijnweg met zijn tollen; in de 17e eeuw qualificeerde men dien weg als een vanouds gebruikelijken. Daar langs kan Zwolle zeer goed zijn „Troisch" gewicht gekregen hebben; Frankfurt was voor Zwolsche oogen allicht dè handelsmetropol. (Alex. Dietz, Frankfurter Handels- geschichte I 360, III 327, IV 28). Gelet op den tijd van invoering van dat gewicht in Zwolle zou men geneigd zijn, dat Frankfurter handelsverkeer uit Zwolle iets vroe ger te doen aanvangen dan Sneller doet (Z_. W. Sneller, Marktverkeer en transito in het IJselgebied in de late Middeleeuwen en in den tijd der Republiek. Handelingen en Levensberichten van de Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden 1933. bl. 71; dez., Het bedrijf der Tborbecke's te Zwolle in de achttiende eeuw, Bijdr. Vad. Geschiedenis en Oudheidkunde 1935); Sneller acht het verkeer ZwolleFrankfurt een schakel in het verkeer van Amsterdam naar Opper-Duitschland eerst sedert het einde der 16e eeuw. Van de onder Zwolschen invloed staande kleinere plaatsen had Genemuiden het blijkt toevallig het Zwolsche gewicht (Racer, Overijss. Gedenkst. VI. 237, 247); omtrent andere plaatsen, vooral Hasselt, verkeert men in onzekerheid. Vragen gelijk deze vindt men in de beschikbare litteratuur bijna nooit beantwoord. Laten we tenslotte over de gewichten althans eenige algemeene litteratuur noe men: A. Decourdemanche, Traité Pratique des Poids du Moyen Age, Paris 1915; Hilliger in de Historische Vierteljahrschrift 1900, S. 161; Guilhiermoz, De la taille du denier dans le haut moyen age, Bibl. de l'école des chartes LXXXIV (1925), p. 265—283.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1943 | | pagina 13