162 heiligengeographie reeds gebruik in zijn opstel over Rotterdamsche poorters, die tot Deventer in de marct waren, ende oic die waren upten wech then heyligen bloede" in Wilsnack.') Voor Utrecht belooft de nasporing van een 160 tal heiligen van Romeinschen en niet omemschen oorsprong te zullen aantoonen welke de oudste kerke- 1 .e, P°mieke en cultureele verbindingslijnen geweest zijn. En dan zal voigens den schrijver vast komen te staan, dat onze oudste Nederlandsehe cultuur niet uitsluitend onder Germaanschen invloed heeft gestaan maar ook menig element in zich heeft opgenomen van rrancogalhsche en Angelsaksische herkomst. j^aast deze kalenderstudie zijn voor den archivaris ook de in het boek opgenomen paleographische studiën bijzonder interessant. Hoewel dit gedeelte voornamelijk betrekking heeft op het boekschrift, met name de ontwikkeling hiervan in de school van de Moderne Devoten, de verbreiding ervan door den druk over half Europa worden zooveel scherpe karakteriseeringen van het schrift in het' algemeen gegeven, zooveel problemen opgelost, die analogice gelden voor het kanse anjschrift, dat dit deel ook als voorbeeld voor metho disch onderzoek nog belangrijker is dan dat over den kalender. Het is niet doenlijk den rijkdom van het hier verzamelde materiaal in een,ge volzinnen samen te vatten, hoe de ontdekking van een reclameplaat van een laat-middeleeuwsche schrijfmeester Herman iREPEL uit Munster aanleiding wordt tot de ontleding van geheel het schriftwezen in de schrijfscholen van de Moderne Devoten met hun geweldigen invloed binnen- en buitenlandsch, waarvan de terug slag te zien is m een groot deel van de wereld der incunabeldrukkers maar aan de hand van de uitstekende reproducties zal ieder belang stellende m de paleograph.e een paar genoeglijke dagen kunnen be even bij het na studeeren van deze gelukkige combinatie van paleographie en paleotypie. De poging vooral om een nieuwe psychologische nomenclatuur m de paleographie ingang te doen vinden, zal niet kunnen slagen as ook van den kant van de archivarissen het benoodigde materiaal met mede wordt aangebracht. Aan dit onderwefp wordt een uitge breid Addendum gewijd. De kwestie komt hier op neer dat de paleographie meer dan tot nu toe haar aandacht zal moeten bepalen b.j het locale karakter van iedere schrijfhand. Het psychologisch element van ieder schriftsoort wordt vooral bepaald door aard, mi ,eu en karakter, welke men groepsgewijze het best karakteriseert Anno UaBijLJn voofvad. Ges^To^dhTdkuTde^vÏ Reekl ^37? pTsT* 163 als nationaal. Onbewust misschien heeft vanouds de paleographie hier al op gereageert door aardrijkskundige namen aan de schrift soorten te verbinden. Locale en nationale begrenzingen moeten dienst gaan doen om de verschillende schriftsoorten te kunnen klassificeeren. Niemand beter misschien dan de archivaris, die met de handen van vele personen, waarvan hij ook karaktertrekken kent, in aanraking komt, zal kunnen beoordeelen, of een nomenclatuur regionaal en nationaal omlijnd reden van bestaan heeft. Om den lezer het zoo aangenaam mogelijk te maken, zijn in een „voorbeeldig" register de bezwaren aan de bundeling van zooveel heterogene bestanddeelen verbonden ondervangen. Onder een 36-tal trefwoorden is een doorloopend verhaal te vinden van alles wat met die woorden in verband staat, doch ook de kleinste details zijn erin verwerkt. Na lezing van het boek zal een ieder overtuigd zijn, dat de aan het hoofd geplaatste woorden negotium plenum vigiliarum et sudoris assumpsimus" geen litteraire franje zijn, misschien zal men verwonderd zijn over de werkkracht van den maker na de paraly- seerende werking van het bombardement van Rotterdam en met den onbekenden auteur van het Correctorium op het Doctrinale van Alexander de Villadei, (waarover het laatste opstel handelt) zeggen: qui facit quod nemo, mirantur omnes". M. P. VAN BUIJTENEN. Het Archief van het kasteel Rechteren door Jhr. Dr. D. P. M. Graswinckel en Mr. H. Hardenbero. Verschenen in het jaar MCMXLI. Gedrukt bij de N. V. Van der Garde en Co., Zaltbommel). De nood der schatkist heeft gemaakt, dat de serie van 's Rijks wege uitgegeven inventarissen sedert eenige jaren niet is voortgezet. Des te meer is het toe te juichen, dat in de laatste jaren door particulier initiatief en opofferingen van de zijde van Gemeente besturen, corporaties of particulieren, gesteund door hulp in den vorm van inteekening op een vrij groot aantal exemplaren door het betrokken Departement en een aantal belangstellenden, de uitgave is mogelijk geweest van een aantal inventarissen, waaronder van zeer belangrijke archieven. Tot dusver mocht Gelderland daarin het leeuwendeel voor zich opeischen, wij denken aan de retroacta van den Burgerlijken Stand, de gemeentearchieven van Arnhem, Culemborg, Zaltbommel, Wageningen, Zutphen, het archief van het Huis Bergh, het kerkarchief van Wageningen en dat der Doopsgezinde Gemeente te Arnhem. Ook Noordbrabant gaf een mooie serie inventarissen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1942 | | pagina 38