Ook in andere provinciën ontstonden nieuwe gewestelijke kaarten en stedeboeken met als resultaat nieuwe plattegronden van de steden. Op een kaart van Friesland anno 1610 komen „vier nette gezigten op de steden Leeuwarden, Embden, Franeker en Groningen" voor.3) Het gezicht op Leeuwarden gezien naar het Noorden en dat op Franeker gezien naar het Zuiden kunnen beide navolgingen van de prospecten van Pieter Bast zijn.4) In 1616 werd bij Elsevier in Leiden het lijvige werk van Ubbo Emmius gedrukt: „Rerum frisiarum historiae" met als aanhangsels: „De Frisia et Frisiarum republica" en „De agro 112 Bodel-Niienhuis in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden behoorende anonieme plattegrond „de Stede Beverwijck" is n.l. een samenvatting van de schetsbladen van Van Breen. Blijkens de notities op de schets bladen zijn deze in de jaren 1648-1649 gemaakt. Van Breen deed zijn waarnemingen zoowel op den beganen grond als van de hoogere punten af. Voor de onmiddellijke omgeving van de Groote Kerk beklom hij zelfs den toren, zooals op enkele schetsen is aangeteekend. Eerst heeft hij een primitief schema geteekend. Aan de hand van zijn opmetingen en berekeningen verbeterde hij dit eerste schema. Later maakte hij een tweede schema, veel uitvoeriger dan de eerste, waarin de maten vollediger werden aangegeven. Het blijkt nu, dat Van Breen voor zijn eerste schema de platte grond in Boxhorns Theatrum tot grondslag had genomen, waarop alleen de kern van Beverwijk was aangegeven. Op het tweede schema werden de fouten uit die kaart overteekend en ook de nieuwe aanleg van hofsteden in het Zuiden en Zuid-westen bijgeteekend. De kaart, die op grondslag van dit tweede schema ontstond, is in details uiterst nauwkeurig. Dit in scherpe tegenstelling met de plattegrond in Boxhorns Theatrum, die groote onnauwkeurigheden vertoont en „niet het resultaat kan zijn van een stelselmatig volbrachte karteering," zoodat bestaande wegen zijn weggelaten of verkeerd geteekend en huizenblokken, havenhoofden en wegencomplexen onjuist zijn weer gegeven. De conclusie is dan ook, dat men - althans wat Beverwijk betreft - niet kan instemmen met de door dr. WiEDER uitgesproken meening „dat de nauwkeurigheid van de kaarten van Blaeu be wonderenswaardig is."2) SCHOLTENS, blz. 12. 2) F. C. WIEDER. O. c. blz. 486 en 698-700. Zooals wij zullen zien drukte Blaeu o.a. de plattegrond van Beverwijk af van dezelfde koperplaat als BOXHORN I 3) T. BODEL NlIENHUIS en W. EEKHOFF [38] blz. 30, no. 37. Zie verder over de plattegronden van de Friesche steden ook hieronder bijlage 5. Volgens mededeeling van den Rijksarchivaris in Friesland. 113 Frisiae inter Amasum et Lavicum fluvium deque urbe Groningana et eodem agro." In deze laatste stukken vindt men plattegronden van Leeuwarden, Franeker, Harlingen, Bolsward, Sneek, Dokkum, Stavoren, Sloten, Groningen en Emden, meest met het jaartal 1616 en met vermelding van Nicolaas Geelckerken als kaartmaker. Deze landmeter, die later in dienst van Gelderland trad, zal wel gebruik gemaakt hebben van de toen bestaande plattegronden, maar onge twijfeld zijn zijn kaarten ook het resultaat van eigen opmetingen. Duidelijk zien wij dit op de kaart van Groningen, waar de ontworpen nieuwe vestingwerken en stadsuitleg in schets zijn aangegeven.2) In Winsemius' „Chronicke van Vrieslant (1622) komt achterin een „Beschrijvinghe van Vrieslandt voor, waarbij twee plattegronden van Leeuwarden en Franeker zijn opgenomen. De kaart van Leeuwarden waarop is vermeld „P(etrus Feddes) Harlingensis fecit et excudebat anno 1622", is een navolging van de platte grond van Pieter Bast en j. Sems (zie hierboven blz. 106) en de kaart van Franeker vermeldt: „Petrus Bast Au. et Sculp.".3) In 1628 of 1633 verscheen een kaart van Friesland uitgegeven door Claes Jansz. Visscher en gegraveerd door Abraham Goos.4) Langs de boven- en benedenrand zijn aangebracht „twaalf kleine, doch even sierlijke als naauwkeurige plattegronden van tien Friesche steden benevens Groningen en Emden met een gezicht op Hinde- loopen".4) Volgens Bodel-Ndenhuis en Eekhoff zijn Leeuwarden en Franeker kennelijk naar Winsemius verkleind. Deze schrijvers weten niet de oorsprong van de andere plattegrondjes aan te geven. Zij komen tot de omgerijmde veronderstelling, dat ze ontleend zouden zijn aan de (pas in 1649) verschenen stedenatlas van Blaeu! Inder- NlCOLAAS Geelckerken behoorde tot een geslacht van landmeters. Reeds in 1590 wordt een PlETER VAN G. genoemd, De plattegronden van Friesche en Groningsche steden van NlCOLAAS VAN G. hebben het jaartal 1616. In 1628 was deze assistent van den Geldetschen landmeter BERNARD KEMPINCK en van 1630 dateert zijn instructie als landmeter van Gelderland. Hij overleed in 1656. Zijn zoon en medewerker ISAAC VAN G. teekende de kaarten van de Geldersche steden en kwartieren in Pontanus' werk (1639) en volgde in 1656 zijn vader als landmeter van Gelderland op. Hij overleed in 1672. Zie de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 2de serie XII, (over 1939), blz. 36 en 41. 2) Verkleinde reproductie in PETERS [43] in F. A. VERMEULEN. Geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst, deel II, platen s-Gravenhage 1931) blz. 306 afb. 656 en in Neurdenburg (43), afb. 5. Aldaar ook van andere plattegronden en prospecten van Groningen verkleinde reproducties. 3) Bodel Niienhuis- Eekhoff [38], blz. 34 no. 41. 4) Bodel Niienhuis-Eekhoff [38], blz. 38, no. 42, noemen als jaartal 1628 (ex. in 1845 in de Kon. Bibliotheek te 's-Gravenhage). Volgens mededeeling van den Rijksarchivaris in Friesland berusten in de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden 2 exemplaren van deze kaart, één ongedateerd, eén met het jaartal 1633!

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1942 | | pagina 12