76
77
Boekbespreldng.
wiens dood op 4 September 1750 benoemd werd Mr. Jacob Jongbloet,
op zijn beurt bij commissie van 31 Maart 1781 opgevolgd door Mr. Hanni
bal Theodorus Bosch, die officieel tot in 1794 in functie was, doch
stilzwijgend tot zijn overlijden op 13 Januari 1812 zijn betrekking bleef
vervullen 2).
Op 8 Augustus 1796 werden de archieven door de ex-grafelijke
Raden overgegeven aan gecommitteerden uit het Geldersche Provin
ciaal College, dat reeds in Juli 1795 een vraag omtrent de verdere
bewaring van de ex-Raden had ontvangen3).
Omtrent bijzondere maatregelen vernemen wij vooreerst niets;
Mr. H. Th. Bosch bleef blijkbaar officieus archivaris, tot in Mei 1812
W. J. Renaud, rentmeester der domeinen van het voormalig Graaf
schap, de archieven overnam van B. Th. Nedermeyer Bosch, den zoon
van Mr. H, Th. Bosch, den laatsten archivaris en stadhouder van de
leenen. hij zonderde ingevolge het organiek besluit van April 1810
uit het archief af de rechterlijke bescheiden, en liet, toen de over
blijfselen van het kasteel, waaronder de Witte Toren, voor afbraak
verkocht werden, alles in kisten pakken, welke een winter in de open
lucht doorbrachten, en daarna op den zolder van het weeshuis uit
storten, waar het in 1828 door I. A. Niihoff zoo gevonden werd.
Deze, de provinciale archivaris van Gelderland, had namelijk op 10 Mei
1828 opdracht ontvangen van den Gouverneur der Provincie om met
eenige andere gecommitteerden de archieven te Culemborg te gaan
opnemen, onder medewerking van de heeren B. Th. Nedermeyer Bosch vnd.
en den stadssecretaris Moritz van Rosenthal4).
In 1830 werd aan Niihoff de definitieve ordening opgedragen,
welke hij, met medewerking van J. K. van den Abeelen, boekverkooper te
Culemborg, aanvaardde; op 20 Januari 1835 kon hij zijn inventaris,
tegelijk met het in zijn Bijdragen deel I gedrukt „Overzigt van het
archief, afkomstig van het graafschap Kuilenburg", overleggen. Merk
waardigerwijze werden de kosten, aan de werkzaamheden verbonden,
gedragen door de gemeentelijke kas, aangezien bij missive van den
Administrateur voor het Onderwijs, de Kunsten en Wetenschappen
d.d. 14 December 1829 no. 28 was te kennen gegeven, dat geen
toelage van gouvernementswege voor de bewaring van dit archief
kon worden toegestaan, vermits die zorg, gelijk in de meeste steden,
aan den Secretaris kon worden opgedragen.
Inv. no. 1665, p. 43.
2) Archief-verslag prov. Gelderland, 1877, blz. 15.
3) Archief Centrale Besturen, d.d. 4 Juli 1795 en 8 Augustus 1796.
4) Gegevens ontleend aan het dossier over het archief Culemborg in het nieuw-
archief der provincie, aan het archiefverslag 1877, en aan de correspondentie van den
Provincialen Archivaris in Gelderland.
Na het .ontvangen van het rapport van Nijhoff besloot de Gouver
neur op 9 Februari 1.835 de verdere bewaring van het archief op
te dragen aan den stedelijken secretaris. Het werd in Juni van dit
jaar geplaatst in een „geschikt lokaal" op het stadhuis, nadat reeds
op 25 April een Koninklijk Besluit was afgekomen, houdende de be
slissing, dat het archief, als Rijkseigendom, naar Arnhem zou worden
overgebracht, om daar als afzonderlijke verzameling, niet ver-
eenigd met het Provinciaal Archief, bewaard te worden, doch eerst, als
daar een geschikte bergplaats aanwezig zou zijn. Tot dien tijd zou het
onder bewaring blijven van Van den Abeelen dit op aanraden van
Niihoff en wel tegen een rijkstractement van 50 gulden 's jaars.
Dit alles naar bevrediging geregeld zijnde, werd Van den Abeelen
voor de tot dusver verrichte werkzaamheden door de Regeering be
loond met een gratificatie van 500 gulden en Niihoff met een gouden
medaille.
Van den Abeelen overleefde zijn vriend Niihoff nog 6 jaar; hij
overleed op 24 December 1869. Den Provincialen archivaris, Mr. J. E.
VAN Persiin, werd opgedragen zich onmiddellijk naar Culemborg te be
geven om maatregelen te beramen ter overbrenging van het archief
naar Arnhem. In Februari 1870 arriveerde het archief, verpakt in
235 kisten, te Arnhem, waar het in een „deerlijke verwarring" aan
kwam. Nadat deze verwarring eenigszins hersteld was, is het archief
in de volgorde van den inventaris-Nl|HOFF in de archieflokalen op
gesteld. In 1880 is het met de andere Rijksarchieven van het Gouver
nementsgebouw naar het nieuwgebouwde Rijksarchief overgebracht.
Een nieuwe bewerking van de perkamenten oorkonden op fiches
is in de jaren 1884—1886 door Mr. J. J. S. baron Sloet verricht, waar
bij hij een getal van 3192 regesten bereikte.
Schrijver dezes werd in 1931 door den Rijksarchivaris in Gelder
land belast met de nieuwe regeling van het archief en heeft deze
taak in 1940 ten einde gebracht.
A. P. VAN SCHILFGAARDE.
Inventaris van het oud- en nieuw archief der gemeente Hindeloopen,
door M. P. van Buijtenen Dokkum 1941.
In een voorwoord spreekt de Rijksarchivaris in Friesland Dr. A.
L. Heerma van Voss zijn voldoening uit over de benoeming in 1939
van den heer M. P. van Buiitenen tot ambtenaar bij de Provinciale