39 38 feiten is, dat de boeken „in albis" werden gebonden, d.w.z. dat de dubbel-foliobladen van de afbeeldingen met tekst los bewaard werden en pas werden samengebonden beter opgeplakt op het oogen- blik van den verkoop.1) Beslissend voor de dateering van de plattegronden is de beant woording van de vraag, in welk jaar elk der zes deelen het eerst verkocht werd. Dit vernemen wij uit de rekeningen van Plantijn, waar van Denucé uittreksels heeft gepubliceerd.2) Deel I zag in 1572, deel II in 1575, deel III in 1581, deel IV in 1588, deel V in 1597 en deel VI in 1618 het licht. In bijlage 2 geven wij een lijst van plattegronden en prospecten van de Noord-Nederlandsche steden, die in de zes deelen vóórkomen.3) De vraag, die wij nu te beantwoorden hebben is, hoe kwamen de samenstellers van het stedenboek aan die afbeeldingen? Heeft iemand opdracht gegeven de steden in kaart te brengen of is voor de koper gravures gebruik gemaakt van bestaande plattegronden, waarover men op de een of andere wijze de beschikking had gekregen? In het eerste deel (1572) vinden wij slechts een plattegrond van Amsterdam, kennelijk een navolging van de bekende kaart van Cornelis Anthonisz. en een van Utrecht, die blijkens een onderzoek van Dr. G.C.LABOUCHÈREeen navolging moet zijn van een in 1569 doorMELCHiSEDECH van Hoorn vervaardigde kaart. Het tweede deel (1575) bevat plattegronden van Leiden, Haarlem, Brielle, Middelburg en Groningen. Bij de eerste drie is de plattegrond van de stad bijzaak en de gebeurtenissen rondom de stad hoofdzaak. Van de belegeringen van Leiden en Haarlem bestaan verscheidene contemporaine afbeeldingen, terwijl bovendien een toen gemaakte groote kaart van Holland ook die steden vrij duidelijk afbeeldt. Het komt mij voor, dat wij daar de voorbeelden voor deze overigens weinig nauwkeurige plattegronden in het stedenboek te zoeken hebben. Ook de inneming van den Briel wordt op soortgelijke wijze afgebeeld op de eveneens door Frans Hogenberg gegraveerde historieplaat.4) A. DERMUL en H. F. BOUCHERY. Bibliographie betreffende de Antwerpsche boekdrukkers (Antwerpen 1938), blz. 39: „eertijds werden de boeken vaak verkocht „in albis", dit is in losse vellen, omdat de koopers er de voorkeur aan gaven ze te laten binden volgens eigen smaak en middelen." Ook omdat de verkoopers nieuwe bladen konden invoegen! Ook de atlassen van BlAEU werden op deze wijze gebonden. 2) Denucé, I, blz. 245-257 en blz. 294-298. 3) In deze bijlage geven wij ook de volledige titels ter documentatie van hetgeen hier nu volgt. 4) F. MULLER. Beredeneerde beschrijving van Nederlandsche historieplaten, deel I (Amsterdam 1863—18701 blz. 48, no. 123. Voor Haarlem, Middelburg en Leiden, zie aldaar nos. 131, 141, 143 en 146. De plattegrond van Middelburg is fantastisch. De stad is, in strijd met de werkelijkheid, geheel rond afgebeeld. Vermoedelijk heeft een prent waar Middelburg van dezelfde zijde gezien was als voorbeeld gediend. In het prentwerk van Hogenberg wordt het beleg van Middelburg afgebeeld met weergave van de stad op dezelfde wijze. Naar welk voorbeeld de ook niet erg gedetailleerde! kaart van Groningen met de citadel op de voorgrond is geteekend is mij - en ook den Gemeentearchivaris van Groningen - niet bekend. Terwijl de eerste twee deelen slechts weinige en dan nog vrij onbelangrijke plattegronden van Nederlandsche steden bevatten vinden wij in de beide volgende deelen, die in 1581 en 1588 het licht zagen, een groote reeks Noord- en Zuid-Nederlandsche steden afgebeeld. Van enkele kan het prototype worden aangewezen. Sluis is op soortgelijke wijze afgeteekend op een groote kaart, van een deel van Vlaanderen, waarop plattegronden van Sluis en Damme voorkomen. Enkhuizen is een copie van een in 1577 door Lucas Jansz. Wagenaer geteekende plattegrond, waarvan het origineel sinds 1880 in het Rijksarchief te Haarlem berust. Voor Delft kan een nog in Delft aanwezig schilderij, waarop die stad na den brand van 1536 is weer gegeven, het voorbeeld zijn geweest. Maar waar komen al die andere plattegronden vandaan? Ten aanzien van de Zuid-Nederlandsche steden werd het antwoord op de hier gestelde vraag reeds in 1887 gegeven door Ch. Ruelens. Hij vergeleek de kaarten met de toen niet lang geleden teruggevonden plattegronden van Van Deventer en kwam tot de conclusie, dat Leuven, Mechelen, Thienen, Luxemburg, Bergen (Henegouwen), Valenciennes, Landrécies, Avesnes en Mariembourg naar Van Deventer gecopieerd waren. De oriëntatie was dezelfde, alleen de schaal was gewijzigd en de omgeving van de stad (banlieue) grootendeëls weggelaten. Bovendien zijn de kaarten van Charlemont, Philippeville,Chimay,Walcourt en Namen volgens hetzelfde schema uitgevoerd en ook waarschijnlijk gecopiëerd naar Van Deventer, maar dit was niet te controleeren, daar de origineelen ontbreken.2) Dr. Denucé nam de meening van Ruelens over.3) Ook ten aanzien van eenige Noord-Nederlandsche steden was de verwantschap tusschen de kaarten uit het stedenboek en In zijn Notice sur [ACQUES DE DEVENTER, 7me livraison (1887) van de Belgische reproductie-uitgave: )ACQUES DE DEVENTER. Atlas des villes de la Belgique au 16e siècle (Bruxelles 1884-1924). -) Ook de plattegronden \an Rijssel, Douay (met gewijzigde oriëntatie), St. Omer, Beaumont en Atrecht zijn navolgingen van VAN DEVENTER's kaarten. 3) Denucé I. blz. 272-273.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1942 | | pagina 23