30 kaart afkomstig is, dan zijn wij nog niet aan het einde van de moeilijkheden. Want wie garandeert ons, dat de in zulk een boekwerk opgenomen kaart ook in het jaar van uitgave is vervaardigd? Wij, die van pas verschenen kaarten verwachten, dat ze kort geleden zijn vervaardigd en tot de laatste jaren zijn bijgewerkt, moeten onze moderne eischen geheel op zij zetten. Want de vrijheid, die b.v. joAN Blaeu zich in zijn vermaarde Nederlandsche stedenatlas veroorloofde, is verbluffend. Wat de tekst betreft erkent hij in zijn voorwoord nog al eerlijk, dat hij zich verlaten heeft op wat zijn „gerneene vrienden", dit zijn de schrijvers, die in het latijn of andere taal de Nederlanden hebben beschreven, hem mededeelden.1) Tactvol verzuimt hij hieraan toe te voegen, dat hij ten aanzien van de plattegronden hetzelfde procédé heeft gevolgd. Als men echter gaat onderzoeken, hoe de plattegronden in Blaeu's stedenboek zijn ontstaan, dan komt men al ras tot de ontdekking, dat er gewoonlijk geen sprake is van zelf standig werk, van een opdracht om voor zijn prachtwerk een stad op te meten en aldus een plattegrond, die „up to date is, aan zijn lezers voor te zetten. Integendeel! Hij ging blijkbaar na, welke be staande plattegrond bruikbaar was, om al dan niet gewijzigd, ver groot of verkleind in zijn kaartboek te worden opgenomen. Wij willen aan Bi.aeu niet de roem onthouden, dat hij aldus een monu mentaal werk tot stand heeft gebracht, waarin hij een reeks Neder landsche plattegronden, fraai uitgevoerd op groot-foliobladen, tot een uniek geheel heeft vereenigd, een lust voor het oog en tevens een prachtbron voor de topografische geschiedenis van onze steden! Maar wij moeten ten aanzien van de dateering hieraan dadelijk de waar schuwing voor den hedendaagschen gebruiker verbinden, dat de her komst van de plattegronden zeer verschillend is.2) Het kan niet ons doel zijn in dit artikel een bibliografie van gedrukte werken, waarin plattegronden van Nederlandsche steden voorkomen, te geven. Zulk een grootere opzet kan misschien eens later worden uitgevoerd. Hier willen wij slechts het probleem stellen, op welke wijze een plattegrond kan worden gedateerd. En wellicht kunnen wij de wegen aanwijzen, waarlangs men voor een bepaalde plattegrond van een stad tot een juiste dateering kan komen. In de tekst van dit artikel nemen wij dan eerst de plattegronden- reeks van |acob van Deventer en daarna de meest belangrijke algemeene Zie bijlage IC. 2) Vq! Mr S I. FOCKEMA ANDREAE. De atlas van BLAEU. ELSEVIER's ge ïllustreerd maandschrift, deel 84 (1932), blz. 369-377. Mr. FOCKEMA ANDREAE komt tot een zelfde conclusie ten aanzien van de landkaarten in BLAEU s atlas, in net bi)- zonder van de kaarten van de Nederlandsche gewesten. 31 verzamelwerken, waarin plattegronden van steden voorkomen, in be schouwing. Wij mogen aannemen, dat de archivarissen en andere beheerders van topografische atlassen de plaatselijke en gewestelijke boekwerken met plattegronden kennen, Aldus kan men samen vattend komen tot een vrij volledige, chronologisch gerangschikte lijst van plattegronden van een stad. Tenslotte geven wij in het ver volg van dit artikel een lijst van de ons bekende litteratuur, waarin de oudere plattegronden van de Noord-Nederlandsche steden worden beschreven. a. De stadsplattegronden van Jacob van Deventer. Van de overgroote meerderheid der Nederlandsche steden is de plattegrond door Jacob van Deventer vervaardigd de oudste2). Het staat vast, dat deze kaarten in opdracht van het landsbestuur en wel met strategische doeleinden werden gemaakt. Hiermede is in overeenstemming, dat ze slechts in enkele exemplaren werden geteekend en niet in de vorm van gravures aan het publiek werden aangeboden.3) Bewaard gebleven zijn 2 deelen, bevattende 180 kaarten, van de 3 deelen, waaruit het net-exemplaar heeft bestaan, dat na Van Deventer's dood in 1575 door Vigl us van Aytta aan Koning Filips II in Madrid werd toegezonden.4) Voorts kwamen op de veiling bij Niihoff in 1859 152 „minuut-kaarten voor den dag, waarvan de Noord-Nederlandsche sindsdien in de verschillende Rijks-archiefdepóts worden bewaard. De Noord-Nederlandsche plattegronden zijn alle gereproduceerd in de 1916-1923 verschenen uitgave Niihoff Fruin. De repro- De meeste titels vindt men in WOUTER Nl|HOFF, Bibliographie van Noord- Nederlandsche plaatsbeschrijvingen tot het einde der-18de eeuw Amsterdam 1894) en P. A. TlELE. Nederlandsche bibliographie van land- en volkenkunde (Amsterdam 1884), Ouder zijn alleen de fraaie en nauwkeurige vogelvlucht-afbeeldingen van Arnster- dam van CORNELIS ANTHONISZ. en van denzelfde het schilderijtje van Weesp, dat in het stadhuis van Weesp hangt. In de Zuidelijke Nederlanden zijn verscheidene 16e eeuwsche plattegronden van Antwerpen bekend, en heeft men verder van Gent, Brugge en Sluis, leperen en Brussel plattegronden, die misschien ouder zijn dan die van VAN DEVENTER. Het lijkt mij niet waarschijnlijk, dat de plattegrond van Utrecht door MEL- CHISEDECH VAN ÜOORN (zie hieronder bijlage 2) aan VAN DEVENTER voorafgaat. 3) Over lACOBUS VAN DEVENTER schreef ik reeds vroeger in dit blad (47ste jaargang, 1939 1940, blz. 19 32). Ik grijp de gelegenheid aan om aan het slot van het nu verschijnende artikel in de volgende aflevering eenige aanvullingen en v erbeteringen van mijn vroeger artikel mede te deelen. 4) Het net-exemplaar" wordt uitvoerig beschreven door Dr. F. C. WIEDER in zijn: Nederlandsche historisch-geographieche documenten in Spanje (Leiden 1915), blz. 80-97 Tijdschrift Kon. Aardrijkskundig Genootschap. 2de serie, deel XXXII (1915) blz. 145-175.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1942 | | pagina 19