154 155 Met de zes folianten, de handelsboeken van den Middelburgschen reeder BENJAMIN RaULE, keert een sprekend getuigenis van zijn levenswerk, dat de Duitsche en Neder- landsche geschiedenis verbindt, in zijn vaderstad terug. RAULE was in de zeventiende eeuw een groot koopman te Middelburg en mede regent van de provincie Zeeland, als hoedanig hij in de geschiedenis van zijn vader land een rol van beteekenis gespeeld heeft. Later was RAULE eerste vlootvoogd van den grooten keurvorst. Hij had als verdienstelijk medewerker een scheppend aandeel in de oprichting van de eerste Brandenburgsch-Pruisische vloot en in de uitvoering der koloniale politiek van den grooten keurvorst. De zes folianten van zijn handelsboekeri, die tot dusver in het Pruisische ge heime staatsarchief te Berlijn werden bewaard, vormen een neerslag van zijn uitge breide oeconomische activiteit. In het bestek van de binnenkort beginnende groote uitwisseling van archiefstukken tusschen het Duitsche Rijk en Nederland krachtens welke op kameraadschappelijken, objectieven grondslag aan elk land zijn eigen archieven worden teruggegeven, zijn deze particuliere archiefstukken buiten het desbetreffende verdrag om als een geschenk van den Pruisischen staat aan het rijksarchief te Middelburg overhandigd. De handelsboeken van RAULE zijn uit den tijd van 1664-1673 en bieden een verhelderend beeld over de beteekenis van een groot Zeelandsch handelshuis ten tijde van jOHAN DE WlTT. Zij getuigen van de groote oeconomische betrekkingen van RAULE met Hamburg en Bordeaux, met Portugal en West-lndië. Pas door dergelijke zelden ontsloten bronnen uit het particuliere bedrijfsleven kan men zich een sluitend beeld vormen van den wereldhandel van den jongen Nederlandschen staat in het tijdperk van zijn bloei. De verhouding van staat en bedrijfsleven en het kenmerk van het ontluikende kapitalisme worden door de handelsboeken van BENJAMIN RAULE belicht. Reeds zijn voorbereidingen getroffen voor een bewerking van deze uiterst belang rijke historische documenten door bevoegde Nederlandsche deskundigen waarmede het oude bronnenmateriaal toegankelijk moet worden gemaakt voor de wetenschap en voor belanghebbende kringen uit het publiek. Het werk van dezen man, wiens persoonlijkheid en streven Duitschland en Nederland nauw verbond, zal dus op het huidige tijdstip nog vruchten afwerpen die aan de verhouding dienstbaar kunnen worden gemaakt. Gemeentearchieven. Dordrecht. - De raad der gemeente Dordrecht heeft, op voorstel van B. en W. in zijn vergadering van 27 Mei j I. het salaris van den gemeente-archivaris verhoogd. Bedroeg het salaris, aan de sedert 1934 „gehalveerde" betrekking verbonden, tot nu toe (sedert 1936) f2400.— per jaar, verminderd met de „gewone" korting van 4 /o, thans bedraagt het salaris f 24.00. f 2800. per jaar, met vier tweejaarlijksche verhoogingen van f 100. Voorden huidigen functionaris beteekent dit, daar hij bijna 7 jaren in dienst der gemeente is, eene vooruitgang in salaris van f 2304 tot f2592.- per jaar, terwijl het maximum salaris f2688.- bedraagt, ongerekend natuurlijk de kortingen wegens pensioensbijdrage en loonbelasting. Groningen. De Gemeente-Archivaris Dr. H. P. COSTER bericht: Bij den ruil van archivalia tusschen Duitschland en Nederland, die door de ener gieke bemoeiingen van Dr. VOLLMER, den „Leiter des deutschen Archivamtes in den Niederlanden" reeds tot resultaten geleid heeft, heeft het Groningsche Gemeentearchief een handschrift uit het midden der 15e eeuw verkregen. Het bevat: het herziene stadsrecht van 1425 met enkele latere aanvullingen (van 1446, 1448 en 1451), drie eedformulieren, waaronder dat van de hoofdmannen, de stedelijke functionarissen, die Ommelander zaken in hooger beroep berechtten en het landrecht van 1448. Het handschrift, thans in een leeren, 16e eeuwschen band geboden, is kort na het midden der 15e eeuw geschreven, en wel door de hand, die in denzelfden tijd de van de stad Groningen uitgaande oorkonden schrijft. Dit wijst op een officieel karakter; aan gezien de stad Groningen tot de totstandkoming van het mede opgekomen landrecht van 1448 krachtig had medegewerkt, mag het beschouwd worden als een stedelijk document, waarin het omstreeks het midden der 15e eeuw geldende Stad- en land recht vereenigd was. Dit officieele karakter heeft het handschrift aanvankelijk be houden, immers de eerstvolgende aanvullingen (van 1456, 1459 en 1468) zijn door een hand geschreven, die men eveneens in de stedelijke kanselarij aantreft. Wat echter daarna, meer bepaaldelijk in de 16e en 17e eeuw is bijgeschreven, is van mij onbekende handen. Waarschijnlijk is het handschrift al betrekkelijk vroeg, in het laatst der 15e eeuw, in particulier bezit geraakt. Omtrent de particuliere bezitters kan nog het vol gende worden medegedeeld. Op het tweede blad wordt, hoewel forsch doorgeschrapt, ÏHEZE TER BrUGGHEN als zoodanig vermeld. Zonder twijfel behoorde deze tot het bekende regeeringsgeslacht der TEN BRUGGHEN s, waarvan leden in het midden der 15e eeuw als burgemeesters van Groningen voorkomen. Op het eerste blad noemt „Hende- ricus pharmacopola de Endonia een apotheker HENDRIK VAN ENDE derhalve, zich als zoodanig; zijn naam is echter eveneens doorgehaald en daaronder verschijnt tenslotte „WlGBOLT BERENTZ", van wien mij niets naders bekend is. Beiden, HENDRIK VAN ENDE en WlGBOLT BERENTZ, hebben waarschijnlijk in de 16e eeuw geleefd. In de 19e eeuw heeft het handschrift toebehoord aan de bekende „Emdische Gesellschaft für Kunst und vaterlandische Alterthümer", nog later aan het Staatsarchief te Aurich, dat het voor den genoemden ruil van archivalia beschikbaar gesteld heeft. Dit laatste is des te meer te waardeeren, daar het Gemeentearchief voor dezen ruil niets had aan te bieden. N. R. Ct., 25 Oct. 1941. Koloniale Familie-Archieven. De directeur van de afdeeling volkenkunde van het Koloniale Instituut, prof. dr. B. O. SCHRIECKE, wil trachten familie-archieven, welke betrekking hebben op Ned. Oost- en West-lndië of andere (voormalige) Nederlandsche[bezittingen buiten Europa voor mogelijken ondergang te behoeden door het te inventariseeren, centraal te doen bewerken en eventueel te publiceeren. Tot dit doel is er een rondschrijven gezonden aan die personen waarvan wordt vermoed, dat zij of hun omgeving over familie-papieren of gedenkpenningen enz. als bovenbedoeld beschikken. In dat rondschrijven wordt gevraagd de afdeeling volken kunde van de aanwezigheid van dergelijke gegevens in kennis te stellen. N.R.Ct., 11 Juni 1941 B u i t e n I a n d s c h e archieven. De zorg voor de Fransche Archieven. - Frankrijk, met zijn zeer rijke geschiedenis, heeft ook rijke archieven. Bij het uitbreken van den oorlog heeft men voor de waardevolle archiefdocumenten even uitgebreide maatregelen tot bescher ming genomen als voor de monumenten en kunstwerken. Voor wat wel eens gevechtszone kon worden, heeft men de verwijdering naar veiliger streken georganiseerd. Evenwel had men niet vermoed dat de omvang van het gevaar zoo groot zou worden als later bleek, toen niet alleen de zone van den strijd zich tot over de Loire ging uitstrekken, maar vooral toen de geheele kuststreek aan de Engelsche luchtaanvallen werd blootgesteld.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1941 | | pagina 24