rrr9 Ieden- de
lk°°e ndig
138
meer. Dat lag echter niet aan de Brusselsche magistraat, maar uit-
u.tend aan mi, d,e inmiddels dertig jaar ouder was geworden.
Ik bemerk, dat ,k sentimenteel word, - oude menschen schijnen
aan eg voor te hebben - en haast mij dus mijn relaas te be
dachten vooral '\U| .bedanken Voor Uw vriendelijke aan-
li l m'' verontschuldl'gen, dat ik zoo onbehoorlijk veel
ver mijzelf heb gesproken. Maar dames en heeren, als gijzelf mettertijd
aan Uw persoonhjke herinneringen begint, dan zult ook gij ervaren
dat het daarbij uiterst moeilijk is, zelf op den achtergrond te houden'
Vereenioina Vod a^?^ te Spreken voor
I m ,a3r' 1 herdenking te Hoorn waren er
hebben Tm'hJt M'""T'9' D<" "j Z°° Ve'e" zich
een goéd voort! b u te ™"en wij els
een goed voorteeken voor haar toekomst beschouwen
Haarlem, 27 Sep,. 1941. E. WIERSUM.
Afdeelrng van Rijksarchiefambtenaren.
Verslag van de vier en twintigste Afdeelingsvergaderinq
gehouden op 27 September 1941 in Restaurant Brinkman
te Haarlem.
De vergadering werd te half twaalf door den voorzitter geopend
estuur der Vereemging van Archivarissen in Nederland
hetoeen T"T AtT^ 0pening^espraak verslag uit over
verricht V -Afdeel,n9 afgelooP- vereenigingsjaar was
dat daarto V 3ee" S»™ke nie, alleen
at daartoe geen rechtstreeksche aanleiding bestond, maar evenzeer
mdat de tijdsomstandigheden er een belemmering toe waren Welis
waar bezon het bestuur zich op de mogelijkheid om eenige actie
te ontplooien ter bevordering van een benoeming van bezitters van
o Yltlit kan WetenschaPPeliik archiefambtenaar der eerste klasse
onmiddellijk b„ aanstelling in den rang van commies, zooals zulks
npr) roeger' vo°r dat de economische conjunctuur-curve zich in een
nederwaartsche l„n ging bewegen, het geval was. Uit een oveden
vasTte 'stLn ^voo" Al®e™eenen Rif<sarchivaris was echter komen
Afdp I' a t;erst' dat eenige actie van het bestuur der
deeling m deze richting geenerlei afzonderlijk effect zou sorteeren
aar ook, dat de Algemeens Rijksarchivaris een open oog had voor
139
het onderhavige vraagstuk, zoodat het bestuur der afdeeling gemeend
heeft zich van eenige onderneming te dien aanzien te moeten
onthouden.
Door den heer Drs. R. D. Baart de la Faille, vertegenwoordiger
in de Centrale voor Hoogere Rijksambtenaren vanwege de Afdeeling,
werd vervolgens verslag uitgebracht omtrent zijn bevindingen als af
gevaardigde. De penningmeesteresse, mej. M. A. P. Roelofsz, gaf een
overzicht van de financieele positie van de afdeeling.
Bij behandeling van het agenda-punt verkiezingen, bleek dat
Drs. J. A. Brouwer en Mr. H. Hardenberg benoemd werden tot plaats
vervangende bestuursleden der afdeeling, dat de heer Baart de la
Faille, wederom werd verkozen als afgevaardigde van de Afdeeling
in de Centrale voor Hoogere Rijksambtenaren een verkiezing
welke de heer Baart de la Faille zich slechts noode liet welgevallen,
aangezien hij meende, na een tienjarige vervulling van de functie
van afgevaardigde de vervulling ervan aan een ander te moeten
overlaten en dat Mr. A. Haga wederom werd aangewezen als
vertegenwoordiger van de afdeeling in het Bestuur van de Vereeniging
van Archivarissen.
Na de rondvraag, waarvan slechts door enkelen een sober ge
bruik werd gemaakt, sloot de voorzitter de vergadering.
Afdeeling van Gemeente- en Waterschaps-
archiefambfenaren.
Verslag van de 23e afdeelingsvergadering op 27 September
1941 in hotel Brinkman te Haarlem.
De voorzitter opent de vergadering te half twaalf en heet de
18 leden die opgekomen zijn welkom. In zijn verslag over het afge-
loopen jaar deelt hij mede, dat het bestuur geen aanleiding heeft
gehad tot bemoeiingen in zake de materieele belangen der leden.
Hij releveert het feit, dat reeds voor eenige jaren een voorstel is
gedaan ter verbetering van de materieele positie der Gemeente
archivarissen en hun personeel. De heer Beijerman had op zich genomen,
gegevens te verzamelen over de salarissen der archivarissen, maar
door de mobilisatie is hij hierin blijven steken. De voorzitter acht
het niet wenschelijk de actie in de tegenwoordige buitengewone
omstandigheden voort te zetten, maar beveelt wel aan dat opnieuw
materiaal verzameld zal worden over den huidigen stand van dit
vraagstuk, waarmee de heer Beijerman zich nogmaals belast.