97
96
Bloemkamp vertoont 1468 een zonderlingen variant op de koor-
knaapjes, die hier leeuwen" schijnen te zijn Het zijn leeuwen met
zeer menschelijke koppen, of menschenkoppen met heel ruige en
zonderlinge dierenlichamen (Kz. 268; ook: Kz. 270, 1504); koor
knaapjes kunnen het bezwaarlijk voorstellen. Even denken wij aan
de „wildemannetjes" der Pauluszegels (Nedl. Archievenblad, dl. 44,
blz. 53). Maar ik waag het niet te gissen. Wel zou ik hier aan één
zegelstempel met veranderd randschrift willen gelooven. Kz. 273
(1592) laat zien, dat ook aan de Cisterciënsers niets menschelijks
vreemd was. Daar zegelt abt Thomas van Groningen voor Bloemkamp
met een zegelbeeld, dat aan een Spaanschen Don doet denken; de
forsche figuur kon niet zelfbewuster zijn; het meest indrukwekkende
theater-decor omgeeft hem bovendien! Twee wapenschilden liggen
aan zijn voeten. En uit de zij-nisjes tuimelen twee engeltjes, van
vogelverschrikker-gedaante, naar buiten, als wilden zij ons toch nog
verlokken, in de „knoorknaapjes" nieuwe mogelijkheden te zien 2).
Nu werkelijk genoeg. Ik zal er mij in verheugen, als het hier
geschrevene zou mogen bijdragen tot meerdere belangstelling in
dat, wat zoo verdienstelijk deze laatste jaren onder onze aandacht
wordt gebracht. Aan de rijke compleetheid van het Corpus, aan de
grootlijnigheid van de Kloosterzegels valt voor den aandachtigen
beschouwer veel te beleven.
Een lezer, die zich, op mijn aansporen, tot deze werken wendt,
een gemakkelijk te profeteeren heilDen bewerkers dank voor een
paar genotvolle dagen bij „hun" zegels doorgebracht! En aan de
Redactie van het Archievenblad verontschuldigingen voor een al te
lang uitgestelde, en wellicht nu te breed uitgevallen, aankondiging.
N. B. TENHAEFF.
Vgl. daarvoor de zegels van Oostbroek Kz. 95-100.
51 Engelen (of vrouwelijke Heiligen) komen voor bij Rottum Kz. 81, 84, 85.
Catalogus van den Historisch-Topografischen atlas van het
Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen.
II. Topografische prenten en teekeningen, beschreven door Dr. W.
S. Unger, Middelburg 1940.
Het is een verheugend feit, dat Dr. Unger, na in 1931, deel 1,
gedrukte kaarten en platte gronden in het licht te hebben gegeven,
ons thans een tweede deel aanbiedt, des te meer verheugend, omdat
althans van het Zeeuwsch Genootschap deze beide verzamelingen
gered zijn uit den brand van het bombardement op 17 Mei 1940,
terwijl helaas de geteekende kaarten, door wijlen C. de Waard tegelijk
met die van het Rijk 1916 in één inventaris beschreven en op het
Rijksarchief geborgen, verloren zijn gegaan. Volgens Ned. Archievenblad
1939/'40, blz. 152, de kaarten van klein en gemiddeld formaat. De
Genootschappelijke verzamelingen zijn daardoor wel zeer in waarde
gerezen, al is het verlies der handschriftkaarten dan ook onher
stelbaar: ik denk aan Jacob van Deventer, aan de HATTiNgA's. De
bewerker heeft evenals in deel I, het topografische systeem gevolgd,
nadat Dr. Beekman bij dë beoordeeling van den catalogus der kaarten
van De Waard er op gewezen had, dat dit systeem binnen de eilanden
meer voor de hand lag dan dat naar onderwerpen. Voor Zeeland
lijkt dit met zijn eilanden ook wel het eenig mogelijke. Zoo krijgen
wij na enkele algemeene verzamelingen over Zeeland al spoedig
Walcheren in het algemeen en dan de steden en dorpen in alfa
betische volgorde en hieronder telkens de kasteelen en buitenplaatsen,
deze dus niet in eigen alfabetische volorde, wat niet hindert omdat
ze in den index van plaatsnamen ook voorkomen.
Aangezien juist in het Oudheidkundig Jaarboek Juli 1940 een
opstel verscheen van Dr. H. van de Waal „De rangschikking en
catalogiseering van een topografischen atlas", meende ik, dat dit
systeem bedoeld was voor de verzamelingen die wij onder dien naam
in onze stedelijke en in enkele Rijksarchieven kennen; de schrijver
zegt echter op bladzijde 20: „Een verzameling topografica van
beperkten omvang als daar zijn atlassen betreffende een bepaalde
stad, provincie enz., zullen stellig op een eenvoudige wijze minstens
even doeltreffend kunnen worden opgesteld." Vooralsnog schijnt mij
een vereeniging van het topografische systeem volgens de eilanden,
met het alfabetische zooals Dr. Unger dat heeft toegepast in zijn
beide catalogi, zeer bruikbaar, en voor Zeeland ideaal. In hoever
deze vereeniging uitvoerbaar is voor andere provincies, waag ik nog
niet te beslissen: 10 jaar geleden gevoelde ik voor Noordholland
voor een indeeling naar het topografisch principe, dus bijv. voor
baljuwschappen of groote waterschappen, terwijl ik in het midden
liet, of het ook mogelijk was, in die onderdeelen een geografische
volgorde aan te nemen. Vgl. mijnDe behandeling van kaarten in
onze archieven Ned. Archievenblad 1929/'30, blz. 141 150 naar
aanleiding van G. Des Marez. „Du classement des plans au dépot
des archives de la ville te Bruxelles". Aangezien de catalogiseering
der kaarten nog niet gereed is, is dit vraagstuk nog niet aan de
orde, maar heeft de haast dagelijksche practijk der laatste 10 jaren
mij wat doen terugkomen van het geografische principe, en voldoet
het alfabetische eigenlijk uitstekend.