86 zijn hulpvaardigheid, zijn medeleven en trouw. Op 5 Februari werd hem in tegenwoordigheid van velen, waaronder veel ambtenaren en beambten van het A. R. de laatste eer bewezen, maar die eer zal blijvend zijn bij de velen, die hem van nabij kenden en in wier gedachtenis hij zal blijven voortleven. C. C. D. E. De Weeskamers, haar taak, inrichting en werkwijze in het huidige gebied van Zuid-Holland. Over het ontstaan van de plaatselijke weeskamers in den breede uit te weiden, mag zeker overbodig heeten na de korte uiteenzetting, die door mij in het Nederl. Archievenblad jg. 1934 '35 werd beproefd. Van de eerste symptomen betreffende de Delftsche weeskamer uit de daar bedoelde acte van 3 Mei 1352, de oudste wellicht, waarin van weeskamers gewag wordt gemaakt tot de allerwegen tot vol slagen ontwikkeling gekomen weeskamer, zooals die in het begin der 17de eeuw zich overal vertoonde, ligt een geschiedenis van twee en een halve eeuw, waarvan het overzicht van de ontwikkeling over de twee eerste eeuwen slechts uiterst gebrekkig kan zijn, omdat de stedelijke historieschrijvers of chroniqueurs daaromtrent te slecht zijn ingelicht en de enkele vondsten van veel vroeger datum tusschen de bijeengegaarde gegevens over later tijd, die den oorsprong op lange na niet benaderen, een scheef inzicht zouden veroorzaken. Toont bijv. Wagenaar (Amsterdam 111 blz. 376) slechts een wees- keure van de stad zijner inwoning van niet ouder dan 1563 en wees meesters van 1500 af te kennen, over gegevens van de 15de eeuw of eerder blijkt hij niet te beschikken, al is hij overtuigd, dat de weeskamer aldaar uit het begin der 15de eeuw dateert. Ook Balen geeft slechts een lijst van Dordtsche weesmeesteren van 1591 af (blz. 390) en spreekt alleen van een vernieuwing van een weeskeure van 24 Nov. 1639 (blz. 596), terwijl de Handvesten van Haarlem (aldaar, 1751) slechts teruggrijpen naar een acte van 9 Juni 1556, 87 waarbij Predikheeren een vertrek in hun convent overdragen aan den magistraat ten behoeve van de weeskamer. De voor zijn tijd voor treffelijke De Riemer daarentegen is voor Den Haag beter ingelicht en deelt het privilege mee,1) waarbij het vlek den 18en Maart 1451 Paaschstijl (18 Maart 1452) 2) met een eigen weeskamer werd be giftigd. Veertig jaar vroeger had Rotterdam een onderscheiding op het gebied der weezenzorg genoten, toen graaf Willem VI van Beieren bij handvest van 20 Aug. 1412 den poorteren het recht gaf, „dat zij kiesen sullen mogen over hoirs selfs kinderen bi hoeren levenden lijve, wetende hoire vijf sinnen, voechden, die hem genuechen, ende die sullen die kinderen en hoir goede regieren en bewaeren, gelijc of sij geboren voechden warendes sullen die voechden denselven kinderen bij den gemeenen rechte alle jair rekeninge en bewisinge dairof doen na den rechten van onser stede". Mochten de voogden nalatig zijn, dan zou de magistraat de zaak zelf ter hand nemen of aan daartoe aangewezen magistraatsleden toevertrouwen. (Leenkamer Holland, Privilegia 1, Cas K, fol. 110 v°; Leenk. 55). Hier ontstaat het prototype van de Rotterdamsche weeskamer. Het is duidelijk, dat na deze alleroudste gegevens omtrent Delft, Rotterdam en Den Haag de vermelding van veel jongere bijzonderheden, die den stichtingstijd der kamers van plaatsen van meer en minder gewicht niet raken, noodwendig een scheef beeld zouden doen ontstaan, waartoe wij dus nogmaals naar de destijds bijeengegaarde schaarsche gegevens moeten verwijzen. 3) Zooveel echter is zeker, dat blijkens een civiel proces tusschen Clais Claiszn als eischer contra Dirck van Rijswiick, waarbij ook de vier Haagsche weesmeesters als getuigen compa reerden en waarin den 14e Aug. 1490 door het Hof van Holland vonnis gewezen werd, door een der partijen zonder tegenwerping kon worden verklaard, „dat gemeenlick in den steden van Hollant geordineert worden zekere weesmeesters, omme toesicht te hebben totten weeskinderen goeden, zonder dat dezelve weesmeesters eenige authoriteyt hadden die ontilbaer goeden van den weeskinderen te mogen vercoipen ofte alieneren." (Sententieboek Z, 1490-1495, sententie no. 203). Het ontstaan der Weeskamers. .Voert soe hebben wi gheg(even) onsen poerteren voirs(eyt), dat die vier raetsmanne van onsen poerten voirs(eyt) voghede wesen sullen van allen weeskinderen, die poerteren sijn binnen onser poerte voirs(eyt), die onmondich sijn hoer goed te bedriven ende te bewaren tote der kinderen oerbaer ende nyemand anders daeroff te bewinden. Voert sullen die vier raetsmannen voirs(eyt) wesen in alsulcken macht in den rechte bi den scepenen alsoe als si hier toe gheweest hebben „In den Haghe op den derden dach van Maye anno 52" (Reg. E. L. 25, Noord- Holland, 1350—1355, fol. 69. (Lenkamer Holland). h „Onse scout ende gerechtezullen vervoichden ende regieren of doen regieren bij ver eerbaire en rijke mannen alle weeskinderen en anderen jongen buyrluyden uuter Hage(Cursiveering van mij.) Niet 18 Maart 1451, zooals in de inleiding tot den pasverschenen inventaris van het Haagsche Weeskamerarchief wordt medegedeeld, waarbij de Paaschstijl werd verwaarloosd. Ook de mededeeling, dat het Haagsche weeskamerarchief niet naar de Algemeene Commissie van liquidatie zou zijn overgebracht, is onjuist, (blz. XXI.). De als bijlage gegeven „ordonnantie op de weeskamer" is bovendien zeer onvollediq, (blz, XXIV). 3) Voor de historische bijzonderheden van de verschillende weeskamers zij ver wezen naar de inleidingen bij de inventarissen van de desbetreffende weeskamer archieven, (voorzoover beschreven), zooals die in het Alg. Rijksarchief zijn ondergebracht.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 3