122
Boekbespreking.
dit, met zijn overige schriftelijke nalatenschap, bij testamentaire
beschikking, aan de Universiteitsbibliotheek te Erlangen. Gedurende
zijn bezoek te München heeft Brulin vooral bestudeerd den inventaris
van die bestanddeelen der collectie, die Zweden's deelneming aan
den dertig jarigen oorlog betreffen en de lectuur van den inhoud van
verschillende volumina, dien Brulin ons als bijlage van zijn verhandeling
schenkt, geeft ons een indruk van de belangrijkheid der in de ver
zameling overgeleverde papieren. Brulin merkt op, dat geen enkele
brief van Grotius, uit Parijs aan zijn ambtgenoot te 's-Gravenhage
gericht, in deze verzameling is bewaard gebleven. Joachim had die
brieven, 300 in getal, in bezit; de origineelen zijn, om onbekende
redenen, verloren gegaan, maar zij zijn ons slechts bewaard in af
schriften van Cl. Arrhenius (geadeld Örnhjalm), die nu berusten in
de Universiteitsbibliotheek te Upsala, en door dezen in 1665 te Heidel-
berg, met toestemming van Joachim Camerarius, zijn vervaardigd.
Rotterdam. W, VAN EEDEN.
Aigief jaarboek vir Suid-Afrikaanse Geskiedenis, uitgegeven door
de archieven van de Unie van Zuid-Afrika. Eerste Jaargang, 2 dln. 1938.
In dit eerste jaarboek door de archieven van de Unie van Zuid-
Afrika in twee kloeke deelen uitgegeven, valt de nadruk vooral op
de historie, meer dan op de archiefwetenschap. Het draagt daardoor
een geheel ander karakter dan Nederlandsche uitgaven van archief-
wege, uitsluitend gewijd aan de resultaten van inventarisatiearbeid
en kwesties van archieftechnischen aard. In Zuid-Afrika liggen de
vier archiefcentra Kaapstad, Pretoria, Bloemfontein en Pieter Maritz-
burg, op grooten afstand van elkaar. Daardoor werd de behoefte
gevoeld aan een publicatie, die als band kon dienen en gelegenheid
gaf om de aandacht op meer belangrijke documenten te vestigen.
Daarbij is het in dit jonge land met een naar verhouding beperkten
lezerskring voor historische onderzoekers vaak moeilijk een medium
voor publicatie van de resultaten van hun wetenschappelijk werk te
vinden. Ook daartoe moet deze uitgave dienen. Maar daardoor wijkt
een bespreking van dit jaarboek uiteraard af van de gebruikelijke
recensies in het „Archievenblad".
Slechts een kort artikel van P. j. Venter, archivaris te Kaapstad,
„The destruction of records in South Africa" behandelt een archi-
vistisch probleem, dat ook in Nederland dringend een oplossing
vereischt. Het strekt tot voldoening, dat men in Zuid-Afrika bekend
123
is met hetgeen hierover in Nederlandsche archiefkringen behandeld
werd. Aan den anderen kant kan de wijze, waarop men in de Unie
dit probleem voor de in hoofdzaak zeer moderne archieven oplost,
aanwijzingen voor Nederlandsche archivisten bevatten. De schrijver
behandelt voornamelijk de vernietiging van stukken, die al onder het
beheer van den archivaris berusten en overgebracht waren vóór het
nieuwe systeem van ordening naar onderwerpen in werking trad.
Volgens dit systeem zijn namelijk de lijsten opgesteld van de voor
vernietiging vatbare stukken, die ook de administratie der Unie kent.
De Zuid-Afrikaansche archivaris ziet zich hier voor een taak ge
plaatst, die zijn Nederlandsche collega niet in die mate kent. Diens
belangstelling zal zich op dit gebied meer richten op de vernietiging
van de nog onder de administratie berustende archieven. Over de
vernietigingsprocedure van deze archieven in de Unie zou men gaarne
iets meer vernemen, want al bepleit de schrijver ook de wensche-
lijkheid, dat geen vernietiging plaats zal hebben zonder toestemming
van de „archives", toch geeft hij niet aan, hoever de bemoeiing van
den archivaris in dezen reikt.
Het artikel van den inmiddels overleden Prof. Dr. W. Blommaert,
Het invoeren van de slavernij aan de Kaap, is een eerste hoofdstuk
voor de door dezen ondernomen studie over de geschiedenis van
de slavernij aan de Kaap, welke studie door Prof. Dr. Thom zal
worden voortgezet. Bovenbedoeld fragment, waarvoor ook het kolo
niaal archief in het Algemeen Rijksarchief geraadpleegd is, beschrijft
voornamelijk Van Riebeek's kolonisatiepogingen en zijn moeilijkheden
om in de daartoe noodzakelijke arbeidskrachten als hulp voor de
vrije kolonisten te voorzien,
De slavernij in de gebieden van onze beide handelscompagnieën
heeft nog steeds geen geschiedschrijver gevonden, ondanks het
belangrijke element, dat zij in de sociaal-economische structuur van
beiden uitmaakt. Daarom mag men hopen, dat Dr. Thom de studie
van Prof. Blommaert eerlang voltooit. Zoo zal dan een belangrijk
onderdeel van deze geschiedenis beschreven zijn, een onderdeel te
meer belangrijk, daar de Kaap juist gelegen is op de grens, waar
de twee stelsels van slavernij der V. O. en van de W. 1. C. elkaar
ontmoetten, dat van de V. O. C., dat de slavernij voornamelijk in
den vorm van huisbedienden kende, dat van de W. 1. C. met slaven
handel voor industrieële doeleinden.
Verschillende studies zijn de laatste jaren in Zuid-Afrika ver
schenen over de geschiedenis van de Groote Trek. Ook het proef
schrift van Dr. D. W. Krüger, Die Weg na die See (Universiteits
college Potchefstroom) als tweede bijdrage in het jaarboek opgenomen,