104 strant uut crachte van dese auctorisatie sal zijn gemaeckt, te obe- dieren ende te observeren ende eenen yder hem daernaer te reguleren". XII. Samenstelling van het bestuur. Volgens al deze plattelandskeuren, die haar ontstaan danken aan verschillende tijden en uiteenloopende inzichten en die het dus moeilijk maken het weeskamerbestuur en zijn bezigheden in het kort ook in onderdeelen weer te geven, wordt de weeskamer gepresideerd door den baljuw en schout, die met de weesmeesters de zorgen en moeilijkheden deelt. Deze weesmeesters worden, veiligheidshalve èn wegens den luister èn de gevaren van het ambt, meestal verkozen uit „de rijkste ende treffelijkste" een bijzonderheid, die later wel niet overal meer genoemd, maar naar het schijnt steeds nageleefd wordt. Elders ziet men, dat de keuze plaats heeft zoowel „uit" als „buiten" het gerecht (Leiderdorp, Reeuwijk, Alkemade, Voshol) of ook alleen uit „de wet (Goudriaan, De Lier, Vlaardingerambacht), hier en daar uit de burgemeesteren (Haastrecht). Hun aantal varieert zeer sterk. Veelal zijn het er twee (Reeuwijk, Alkemade, De Lier, Leiderdorp), elders vier of zes, soms ook fungeeren alle schepenen uit het college „als weesmeesteren", of zooals het elders heet „in qualiteit als wees mannen" (Hillegersberg, Vlaardingerambacht). In het algemeen staat echter bij de weesmeesters weesmannen) het aantal evenmin vast, als dat der schepenen in de verschillende heerlijkheden. Hun gezag in weeszaken was gelijk aan dat van schepenen, d.w.z. bindend, met deze beperking natuurlijk, dat in ernstige gevallen van vermeend verkeerd inzicht beroep op het Hof van Holland immer openstond en dat dan ook voortdurend in dergelijke zaken moest berechten. Waar in 1592 omtrent die rechtsbevoegdheid nog eenige twijfel scheen te bestaan, troffen de Staten van Holland in hun zitting van 1 12 Sept. een resolutie, waarbij zij bepaalden, dat inzake de be legging van de kapitalen der door hen verzorgde weezen hun maat regelen dezelfde rechtskracht zouden hebben als waren die door schout en schepenen genomen, onder verplichting echter, dat daarvan een register werd aangelegd, dat voor belanghebbenden ter inzage was. Dat in sommige poldergebieden, waar schepenen en heemraden identiek zijn, de weesmannen soms als heemraden worden betiteld, ligt voor de hand, al is het gebruikelijk, dat zij in deze nieuwe functie optreden als „representeerende de weeskamer", of „in qua liteit als weesmeesters (Goudriaan, Vlaardingerambacht, 's-Gra- Ordonnantie Schoonhoven, 1751. 105 vendeel, Zuid-Beierland). Een enkele maal is het het geheele gerecht, dat, voorgezeten door den schout, zich met de weeszaken bemoeit. Maar steeds stelt men er dan blijkbaar prijs op te doen uitkomen, dat men, soms zelfs als „het volle college", „als weesmannen" optreedt (Zuid-Beierland) en hun handelen als uitgaande van de weeskamer moet worden beschouwd, waarvan ook het afzonderlijk bijgehouden weesboek getuigenis aflegt. Regel echter is een afzon derlijk bestuur, bestaande veelal uit gedelegeerde schepenen, gekozen door den ambachtsheer uit een dubbeltal van schout en schepenen (Leiderdorp ea.), soms door drossaart of baljuw. De zittingstijd (2 jaar) der leden wisselt derwijze, dat de kamer nimmer geheel kan bestaan uit weesmeesters, die van alle ervaring verstoken zijn, en de blijvende leden de nieuwe kunnen voorlichten. Dat de vele keuren voorschrijven, dat de keuze zoowel uit de schepenen als daarbuiten mag geschieden, is ongetwijfeld het gevolg van de overweging, dat beperking van de keuze geen aanleiding mag geven tot het ver kiezen van minder geschikte ambtsdragers. Deze ruimgestelde be paling werd later als regel derwijze toegepast, dat de verkiezing van leden buiten de schepenbank uitzondering, het andere regel was geworden. Door deze handelwijze wordt niet zelden de schijn gewekt, dat schout en schepenen als zoodanig de weezenzorg dragen, een opvatting, die dan natuurlijk als onjuist moet worden teruggewezen, maar te eer post vat daar, waar alle schepenen aan het bestuur der kamer deelnemen wat bij hooge uitzondering voorkomt en men bovendien stuit op het gemis van een eigen weeskeure, - welk laatste geval hierboven is belicht - die het inzicht in de samen stelling en inrichting van de kamer zou kunnen verduidelijken. Ook daar toch wordt een geheel afzonderlijke weesgoedadministratie gevoerd, worden afzonderlijke weesboeken aangelegd en ook de bescheiden afzonderlijk bewaard. Slechts een enkele maal blijken deze laatste stukken tusschen de andere documenten, die der schepen administratie, verdwaald, terwijl soms ook andere slordigheden het systeem afbreuk doen. Dit laatste natuurlijk te eer, waar als regel de secretaris van het „gerecht" tevens als secretaris der weeskamer fungeert. Waar deze stukken een integreerend deel van een vroegere welbewuste ordening uitmaken en bijv. een oude nummering is aan gebracht, zullen ze op hun plaats moeten blijven. XIII. De keure voor de weeskamer van het Hof van Holland. Naast de gewestelijke en plaatselijke keuren neemt die voor de weeskamer van het Hof van Holland een zeer bijzondere plaats in. Behalve als administratief en politiek lichaam en als rechtbank zoowel

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 12