142 colleges buiten Zuid-Holland gevestigd, wordt advies gevraagd aan den Rijksarchivaris in de provincie waar de bescheiden zich bevinden en niet aan den Algemeenen Rijksarchivaris, die toch deze stukken later onder zijn beheer zal krijgen. De eerste zal dus goed doen voeling te zoeken met den laatsten. Spreker zou echter voor alle gevallen van „einmalige" vernietiging contact wenschen tusschen rijks archivarissen, gemeentearchivarissen en andere adviseerende archief beheerders en wel voornamelijk om twee redenen. 1°. omdat stukken, over welker vernietiging wordt geadviseerd, meestal ook worden aangetroffen in archieven van andere instanties. 2°. opdat bij de vernietiging zooveel mogelijk uniformiteit wordt betracht. Voor het historisch onderzoek is het voldoende, dat een stuk met een bepaalden inhoud in één archief wordt bewaard. Maar de beheerders van andere archieven kunnen er prijs op stellen het tweede stuk met denzelfden inhoud te behouden, vooral wanneer zij ver verwijderd wonen van de bewaarplaats van het eerste stuk. Zoo zijn gemakkelijk meer voorbeelden te geven, welke aantoonen, hoe moeilijk het is uniformiteit te bereiken en hoe wenschelijk onderling contact zou zijn. In de practijk geschiedt dat reeds. Rijksarchivarissen, die op eigen gezag advies mogen geven, wenden zich tot den Algemeenen Rijksarchivaris. Toch acht spreker dezen niet de ge noegzaam toereikende instantie als centrum voor informatie bij ver nietiging. Dat kan slechts zijn een alzijdige instantie, welke tot oordeelen bevoegd is zoowel voor de groep der centrale staats archieven als voor de rijks- en provinciale archieven in de provincie en voor de gemeente- en waterschapsarchieven. In de archiefwetgeving komt geen bepaling voor, die aan de werkzaamheid eener zoodanige commissie van voorlichting in den weg zou staan. De leden onzer vereeniging zoeken een nieuwe doelstelling; spreker meent nu deze suggestie als een programpunt in overweging te mogen geven. Het geven van voorlichting bij „einmalige" vernietiging zal her haaldelijk geen lichte taak zijn. De adviseerende archivarissen moeten als deskundigen staan tegenover ambtenaren der administratie, die doorkneed zijn in de organisatie van hun tak van dienst. Zij moeten bekendheid hebben met het documentatiemateriaal, verzameld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ze zullen het gansche gebied van het Nederlandsche staats- en administratief recht moeten bestrijken. Aan de bestaande lijsten van V. V. V. stukken zullen nieuwe lijsten moeten worden toegevoegd. Prof. Fruin heeft zich destijds (zie jaar verslag van den A. R. A. over 1929) moeite gegeven om de vast stelling van V. V. V. stukken bij de centrale administraties van den 143 staat te bevorderen; zijn pogen heeft weinig resultaat opgeleverd, gelijk het Verslag vermeldt. Het ging daarbij eigenlijk niet eens om de vernietiging, maar om het fixeeren van de groepen der te bewaren stukken, voor welke dan duurzaam papier en duurzame inkt gebruikt moesten worden. Hier kan slechts het hoofdprincipe worden aangegeven; voor het verder uitwerken van zijn plan is spreker bereid met het bestuur in bespreking te treden. De voorzitter dankt Mr. Biilsma voor zijn belangwekkende uiteen zetting en verklaart dit voorstel tot samenwerking gaarne te willen aanvaarden. Na de pauze werden door verschillende sprekers vragen gesteld of opmerkingen gemaakt. Mr. Heerma van Voss heeft als provinciaal inspecteur de ervaring opgedaan, dat in Friesland zeer veel is opgeruimd. Is het nu niet gevaarlijk, dat archivisten gaan aandringen op vernietiging. Is dan niet het hek van den dam en is het niet beter eerst vast te leggen wat er is? Mr. Biilsma antwoordt, dat het een kwestie van opportu nisme is. Men moet met de beschikbare gelden woekeren en dan is door doelmatige vernietiging met de minste kosten het meeste voor de nieuwe archieven te bereiken. Juist door het vaststellen van lijsten en het geven van advies krijgen we contact en een aanleiding om ons met de archieven te bemoeien. Dr. PANHUYSEN zegt, dat hij verantwoordelijkheid bedoeld heeft als moreele verantwoordelijkheid, niet als staatsrechtelijke. Men moet niet uitsluitend op zijn eigen post waakzaam zijn, maar de vereeniging heeft de moreele plicht te waken. Spreker acht een aanvulling der archiefwet wenschelijk, waarbij aan de hoofden der departementen de verantwoordelijkheid voor de door hen beheerde archieven wordt opgedragen. Een inspectie der archieven door de Rijksarchivarissen blijft hij op prijs stellen. Wat de vernietiging betreft, de commissie kan niet werken zonder voorafgaand onderzoek. We moeten alle archieven kennen, voor we iets voor een speciaal geval kunnen doen. Mr. Biilsma antwoordt, dat indertijd op financieele gronden door den Minister van Onderwijs, K. en W. verdere inspectie is geweigerd. Spreker is in principe niet tegen het denkbeeld van den heer Panhuysen, maar acht het toekomstmuziek. We moeten thans geen nieuwe dingen op touw zetten, die geld kosten; dat zou op andere manieren weer moeten worden bezuinigd. De heer Baart de la Faille acht de vrees van den heer Heerma van Voss voor een te groote vernietiging niet gerechtvaardigd. Er wordt juist te weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid van ver-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 3