168 De „Richtlijnen" van den heer van Emstede. De Redacteur van t Archievenblad heeft mij voor 't uitkomen van deze aflevering in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van een bijdrage van den heer van Emstede ter weerlegging der bezwaren in de boekbespreking van zijn „richtlijnen voor de inrichting van pro vinciale archievendiensten" door mij naar voren gebracht. Zonder de uiteenzettingen van den heer van Emstede andermaal op den voet te volgen, daar ik mijn vroegere bezwaren ook thans nog volledig onderschrijf, ma&k ik van de mij geboden gelegenheid gaarne gebruik om even een onjuiste kijk op mijn persoon recht te zetten, waar hij schrijft: „de heer M. bespreekt mijn bijdrage in mineur en als ik het goed aanvoel als een teleurgesteld man waar het geldt de ordening der gemeente-archieven De kwestie van bespreking in mineur is inderdaad juist; zij vloeit voort uit gebrek aan vertrouwen, eenerzijds in de beslagenheid van den schrijver ten opzichte van het door hem in studie genomen onderwerp, anderzijds in het doeltreffende van het aangegeven middel n.l. om door dwang van bovenaf te komen tot samenwerking van gemeentebesturen inzake ordening harer ar chieven. En wat mijn teleurgesteld zijn betreft: teleurstellingen heb ik bij mijn werk ongetwijfeld gehad - wie heeft ze niet? - en door schade gelukkig niet door schande ben ik tot de levenswijsheid gekomen om slechts op de basis der werkelijkheid te streven naar werkelijk bereikbare dingen. Met de instelling van een registrators diploma heeft de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten m.i. den juisten weg gewezen om tot goed geordende nieuwe gemeente archieven te geraken wier administratieve waarde tot heden veelal in gelijke mate werd onderschat als de historische belangrijkheid er van overdreven werd voorgesteld. Ik moge eindigen met opnieuw mijn waardeering uit te spreken voor de moeite, welke de heer van Emstede zich heeft getroost om mee te werken aan de oplossing van het vraagstuk der ordening van de nieuwe gemeentearchieven. De inventarisatie van de stadsarchieven in Gelderland schijnt flink te vorderen. Binnen een jaar tijds werden twee inventarissen ter recensie toegezonden; tegen het einde van 1938 kwam „Het oud-archief van de gemeente Culemborg" van de bekende Utrechtsche 169 pers, thans ligt de inventaris van het oud-archief van Wageningen voor mij, in nagenoeg dezelfde typografische uitvoering, maar van bescheidener omvang. Deze uiterlijke gelijkheid is niet het eenige punt van overeenkomst tusschen beide werken, deze inventarissen zijn ook wat hun structuur betreft kennelijk uit dezelfde school. Vergelijkt men hiermede b.v. de Brabantsche inventarissen van Mr. A. R. M. Mommers1) en J. Cunen 2), dan komt wel heel sterk uit, hoezeer zich bij het inventariseeren gewestelijke tradities hebben ontwikkeld en hoe ver wij nog verwijderd zijn van het ideaal van een landelijke uniformiteit. Maar ook binnen het Geldersche heerscht nog geen absolute vastheid van vormen. Een vergelijking van het werk van den Heer Driessen en dat van Dr. Van de Ven brengt dit spoedig aan het licht. Hoewel ik met de structuur van den Culemborgsche inventaris en van het Bommelsche evenbeeld niet geheel accoord kan gaan3) betreur ik het toch, dat de Heer Driessen zich niet strikt aan dit voorbeeld heeft gehouden. Hoeveel logischer is b.v. niet de indeeling van Dr. Van de Ven's eerste vier rubrieken: Stukken van algemeenen aard, Privilegies, Personeel, Bevolking, dan de hier gevolgde, waarbij de onderafdeeling Stukken betreffende de bestuursinrichting (nrs. 196 215) een amalgama geworden is van archivalia, die onder de afdeelingen Stukken van algemeenen aard, Bevolking, Reglementen, Ambtenaren enz. thuis te brengen waren geweest. Evenmin lijkt mij het handhaven van een afzonderlijke verzameling Stukken afkomstig van Secretarissen (nrs. 1328-1338), die den be werker waarschijnlijk onder een dergelijke benaming in handen gekomen zijn, een gelukkige vondst. De secretaris zal hoogstens als fiscaal van den richter een eigen archief hebben gevormd (nrs. 1329-1331); het is trouwens de vraag of de in die qualiteit ontvangen stukken niet in het Wageningsche rechterlijke archief thuis behooren, evenals de rekeningen en aanteekeningen wegens de gerichtsjura (nr. 1333). Brieven, ingekomen bij den magistraat en in handen gesteld van den secretaris (nr. 1332) hadden stellig in het archief van geadresseerden moeten terugkeeren. Een onderzoek naar de functies van den secre taris, waarvan wij de resultaten graag hetzij in de inleiding, hetzij in eenige verklarende aanteekeningen verwerkt hadden gezien, zou den schrijver wellicht een betere oplossing ten opzichte van deze stukken aan de hand hebben gedaan. Een nietszeggende beschrijving als van nr. 1335, Stukken van verschillenden aard, afkomstig van de A. R. M. MOMMERS. Inventaris van het oud-archief der gemeente Wageningen door H. L. Driessen. Kemink en Zoon N.V. Over den Dom Utrecht. Den Dungen 1926, St. Oedenrode 1928. 2) Oss, 1932. 3) Ned. Archievenblad 49ste jg., blz. 111.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 16