98 99 3. het archief van de Provinciale Raad; van 13 Juli 1831 tot 30 September 1841. c. het archief van 1841 tot 1861. dit te splitsen in 1. het archief van den gouverneur (na 1850, Commissaris des Konings); van 12 Januari 1841 tot 1861. 2. het archief van de Provinciale Staten; van 30 September 1841 tot 1861. 3. het archief van de Gedeputeerde Staten; van 30 September 1841 tot 1861. Vervolgens de bij het gewestelijk bestuur gedeponeerde archieven. 1. Stukken uit het archief van het Bestuur der Belgische pro vincie Limburg, betreffende de gemeenten, welke op het gebied der tegenwoordige Nederlandse provincie Limburg gelegen zijn; van 11 November 1830 tot 22 Juni 1839. Deze stukken zijn in het jaar 1845 door het Bestuur der Belgische provincie Limburg te Hasselt overgedragen aan het Bestuur der Neder landse provincie Limburg te Maastricht krachtens de tussen beide landen gesloten overeenkomst van 24 Juni 1845. 2. het archief van de buitengewone Commissarissen des Konings belast met het voorlopig bestuur der weder in het bezit genomen land streken in de provincie Limburg; van 19 Juni 1839 tot 12 Januari 1841. 3. het archief van den „Directeur du Cercle" te Maastricht; 1814. 4. het archief van het commissariaat van het District Maastricht; van 1818 tot 1851. 5. het archief van het commissariaat van het District Maastricht, gevestigd te Valkenburg; van 1831 tot 1839. 6. het archief van den „Directeur du Cercle" te Roermond1814. 7. het archief van den „sous-intendant provisoire" te Roermond van 1815 tot 1818. 8. het archief van den districtscommissaris te Roermond van 1818 tot 1851 De archieven, vermeld onder de nummers 6, 7 en 8, zijn bij een latere verandering in de administratie door elkander gemengd. Hetgeen in het provinciaal archief de aandacht trekt, is de streng doorgevoerde scheiding rangschikking naar de organen, n.l. de splitsing in het archief van den gouverneur, van de Gedepu teerde Staten en van de Provinciale Staten. Dit vindt zijn oorzaak in de bepalingen, voorkomende in de instructies van den gouverneur van 1814 en 1820 en in de thans nog geldende van den Commissaris der Koningin van 1850. Aan deze bepaling wordt ook thans nog de hand gehouden, zodat er een agenda is voor de stukken behorende tot de competentie van den Commissaris der Koningin en een voor de stukken, die bij het College van Gedeputeerde Staten inkomen en onder hun competentie vallen. Bij de ordening van dit archief, waarvan het schema een beknopt resultaat is, werd van de gedachte uitgegaan, dat zoveel mogelijk de oorspronkelijke orde diende hersteld te worden. Dank zij de vol ledige series agenda's, indicateurs en indices met daarbij behorende klappers op persoonsnaam en onderwerpen kon men spoedig een inzicht krijgen in de wijze van administratie en registratuur. En ook bij dit archief deed het zich telkens terugkerend verschijnsel voor, van hetgeen wij zouden willen noemen onbewuste dossiervorming. Het systeem van registratuur berust in hoofdzaak op het indi- cateur stelsel, een franse vinding, welke door Napoleon in 1811 is ingevoerd. De stukken worden geagendeerd en daarna aan de be treffende afdeling bezorgd. Hier wordt de concept-beslissing ont worpen. Na accoordbevinding wordt deze geparafeerd eerst door den chef der afdeling en vervolgens. Voor de stukken van het college van Gedeputeerde Staten, geldt dezelfde gang van zaken; alleen moeten zij eerst nog in de vergadering van het college komen, voordat zij door den Gouverneur en den griffier geparafeerd worden door den gouverneur waarna de stukken voor de verzending worden klaar gemaakt. Het is de grondslag van het stelsel, dat iedere ingekomen brief, die als bijlage bij de beslissing ter provinciale griffie minuut genoemd opgeborgen wordt, niet volgens het agendanummer van de ingekomen brief, dus chronologisch of op andere wijze, doch volgens de datum der beslissing (de minuut of het antwoord op het ingekomen stuk). Van de stukken, behandeld door het College van Gedeputeerde Staten wordt een proces-verbaal opgemaakt; door den Gouverneur voor de door hem genomen beslissingen eveneens een verbaal. De beslissingen met de bijlagen vormen dan op hun beurt de bijlagen bij het verbaal. Het is begrijpelijk, dat dit geen bezwaar oplevert voor één antwoord op één ingekomen stuk. Beiden worden opgeborgen op de datum der minuut, terwijl in de agenda achter het agendanummer van het ingekomen stuk - de uitgaande beslissing krijgt hetzelfde agendanummer als het ingekomen stuk vermeld wordt de datum der minuut, met andere woorden de plaats van het stuk in het archief. Doch wat moet er geschieden, wanneer de behandeling van een stuk nogal uitgebreid is? Pastte men het stelsel consequent toe, dan trof men over een zaak misschien op tien plaatsen in het archief stukken aan, die telkens na gebruik weer op hun respectievelijke plaatsen opgeborgen dienden te worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 7