120
voor dat de gemeenten van iedere provincie vrijwillig overeenkomen,
dat allen of eenigen bij toerbeurt een vertegenwoordiger in 't lichaam
zullen hebben, terwijl ook de niet vertegenwoordigde gemeente
besturen van de handelingen van het lichaam geregeld op de hoogte
dienen te worden gehouden. In iedere provincie zou één gemeente
't plan moeten overnemen en dus als „initiatief-gemeente fungeeren.
Het uitgewerkte plan voor de provincies Limburg en Noord-
Brabant, tot welke beide ik mij hier zal beperken, luidt aldus: De
bijdragen per gemeente varieeren in de 13 inwonersklassen van
f 15. - tot f 400.- per jaar. De totale opbrengst is in Limburg van
110 gemeenten f6320. in Noord-Brabant van 134 gemeenten
f 12115.-. De salarissen bedragen in Limburg voor 3 archiefarnbte-
naren der 2e klasse a f 1800.- minimaal f 5400.-, zoodat 't over
schot f 2420.— bedraagt, waarbij het salaris van den dan overbodigen
provincialen ambtenaar als een noodzakelijk subsidie der provincie
wordt aangemerkt. Na 10 jaar bedragen de salarissen in Limburg
3 x f2600.- f 7800.-, zoodat dan nog f 320.- per jaar voor
archiefverzorging beschikbaar blijft, doch uiteindelijk f 720. per jaar
in verband met de 7 tweejaarlijksche verhoogingen van f 100.— van
den overbodigen provincialen ambtenaar. In Noord-Brabant bedragen
de salarissen voor 4 archiefambtenaren der 2e klasse a f 1800.
benevens een hulpambtenaar op arbeidscontract voor bijv. 10 jaar
a f1200.- tot f1600.-, minimaal f 8400.-, zoodat f3715 over
schiet. Na 10 jaar bedragen de salarissen 4 X f2600.— f 1600.
f 12000.-, zoodat dan nog f 115.- voor archiefverzorging over
blijft. Het elfde jaar komt dan door het vertrek van den hulpambtenaar
f 1715.— per jaar voor archiefverzorging beschikbaar.
In zijn naschrift bepleit de schrijver ordening van nieuwe archieven
zooals deze o.a. ten Rijksarchieve te Maastricht sinds eenigen tijd
wordt toegepast nl. volgens den code van het Registrateurbureau
der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten.
't Plan van den heer Van Emstede is vernuftig gevonden en ook
logisch uitgewerkt en voor zijn arbeid komt hem ongetwijfeld alle
hulde toe, doch voor verwezenlijking heeft het m.i. geen schijn van
kans. Wij leven in een tijd, dat meerdere gemeenten finantieel nood
lijdend zijn geworden, ofwel aan den rand van noodh|dendheid zijn
gekomen. Nu moge een vaste bijdrage van f 15. - a f 20 per jaar
voor gemeenten beneden de 1000 zielen weinig beteekenen, een
bedrag van f 100. - a f400.- per jaar voor de catagorieën van
5000 tot 14000 inwoners legt wel degelijk gewicht in de schaal, ook
bij de toezichthoudende hoogere colleges. Stilzwijgend rekent de
schrijver op de medewerking der diverse provinciale besturen, terwijl
121
hij nalaat de practische uitvoerbaarheid van zijn plan te bewijzen,
daar hij de bespreking der bepalingen van de gemeentewet, welke
over de samenwerking der gemeenten handelen, als „algemeen bekend"
achterwege laat en slechts „volledigheidshalve in herinnering" brengt
de procedure welke gevolgd moet worden als een of meer gemeenten
niet genegen zouden blijken tot een dergelijke regeling toe te treden.
Immers art. 138 der gemeentewet opent wel de mogelijkheid voor
het initiatief nemende gemeentebestuur om, indien het bestuur van
een andere gemeente zijn medewerking niet verleent, tot de Kroon
het verzoek te richten een regeling op te leggen, doch art. 145a
stelt als voorwaarde voor oplegging van zoodanige regeling, dat
door samenwerking besparing van kosten kan worden verkregen,
terwijl de medewerking van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen,
die de betrokken gemeentebesturen kunnen hooren en hiertoe zelfs
verplicht zijn ten aanzien van besturen, welke dit schriftelijk hebben
verzocht. Zou in iedere provincie één gemeente het plan van den
heer Van Emstede overnemen en „als initiatief-gemeente fungeeren",
dan lijkt het m.i. voor andere gemeenten een kleine moeite om
Gedeputeerde Staten, gesteld dat de Kroon of het College daar bij
bestudeering niet reeds van doordrongen is, aan te toonen, dat zij
met minder kosten dan de in het plan aangegevene zelf voor de
ordening der hun toevertrouwde archieven kunnen zorgdragen. Om
een tweetal voorbeelden van Noord-Brabantsche archiefordeningen
te noemen: St. Oedenrode betaalde over de dienstjaren 1926, 1927
en 1928 in totaal f 1500.— en Oisterwijk over de dienstjaren 1932,
1933 en 1934 in totaal f 1800.— voor de algeheele ordening van
hun administratieve archieven. Bij toetreding tot het plan zouden
deze gemeenten in de 9e klasse komen en blijvend f200.— per jaar
moeten betalen, terwijl, in verband met de 5 voorgestelde ambte
naren voor 134 te ordenen gemeentearchieven, 't jaren zou kunnen
duren alvorens zij van de jaarlijksche kosten eenig profijt zouden
zien. Ook al zou iedere ambtenaar slechts één wekelijkschen werkdag
aan hetzelfde gemeentearchief besteden, dan kunnen toch slechts
25 archiefordeningen gelijktijdig worden ter hand genomen, terwijl
de omvang van het archief van zelfs de kleinste Brabantsche gemeente
meer dan 50 werkdagen ordeningsarbeid vergt.
In het plan komt geen post voor van reis- en verblijfkosten voor
de ambtenaren, welke bij ordening van nieuwe archieven zeer hoog
komen, daar deze archieven, in tegenstelling met oude archieven,
als ter plaatse onmisbaar, niet naar de zetel der provincie kunnen
worden opgezonden. Voor 5 ambtenaren moeten de reis- en verblijf
kosten m.i. op f3500.— per jaar worden begroot, zoodat van het