82
83
Heerlen. Op arbeidscontract is aangesteld tot ordening van liet gemeente
archief de heer L. VAN HOMMERICH te Maastricht, doctorandus van Leuven. (De titel
van archivaris wordt nog altijd gevoerd door den heer P. PETERS).
Maastricht. In samenwerking met de afd, Maastricht van de Alliance
Franpaise is in het Stedelijk Museum te Maastricht een tentoonstelling georganiseerd
door den Stadsarchivaris en -bibliothecaris, Dr. A. KESSEN van „Het Fransche Boek
te Maastricht". Deze tentoonstelling is geopend onder groote belangstelling ook van
vele autoriteiten, onder welke zich bevonden de Fransche gezant te Den Haag,
baron D' ARNAUD DE VlTROLLES en de commissaris der Koningin in Limburg, Mr. Dr.
W. G. A. VAN SONSBEECK.
Nadat de gebruikelijke begroetings- en welkomstwoorden waren uitgesproken,
gaf de heer Dr. A. KESSEN een overzicht van de geschiedenis van „het Fransche
Boek te Maastricht". Hierbij wees hij vooral op de belangrijkheid van drukkers als
IeAN-EdMÉ DUFOUR en PHILIPPE ROUX in de 2e helft der 18e eeuw, die meer dan
70 verschillende uitgaven, waaronder zeer belangrijke, die voorzien waren van illustraties,
het licht hebben doen verschijnen. Deze Maastrichtsche drukkers hadden in hun tijd
een wereldnaam, zooals dat voor het begin der 20e eeuw de Maastrichtsche meester-
drukkers CHARLES NYPELS en A. A. M. STOLS hebben, welke laatste ongeveer 100
verschillende Fransche uitgaven gedrukt en verzorgd heeft, waaronder talrijke bibli-
ophiele-edities. De tentoonstelling, welke 20 November l.l. werd gesloten, heeft een
druk bezoek gehad. Het allergrootste gedeelte der 17e, 18e en 19e eeuwsche drukken
was afkomstig uit de Stadsbibliotheek te Maastricht.
St. Philipsland. In de op 30 Augustus gehouden raadsvergadering is
besloten over te gaan tot het bouwen van een archiefkluis in het eventueel te bouwen
nieuwe gemeentehuis.
Rotterdam. De Gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 21 Juli be
sloten tot het toestaan op de begrooting 1938 van een bedrag van f 2.225.— voor
het aanbrengen van electrische verlichting in het dépot van het Archiefgebouw.
Sittard. De heer L. OFFERMANS (II) te Beek (L.) is met ingang van 9 Juli,
1938 tijdelijk aangesteld om het archief der gemeente te inventariseeren en beheeren.
Utrecht. Bij K. B. van 11 Augustus 1938 is benoemd tot Officier iri de
orde van Oranje-Nassau Dr. W. C. SCHUYLENBURG, directeur van het gemeentelijk
Centraal Museum en archivaris der gemeente.
Koloniale Archieven.
In den ouderdom van 75 jaar is op 17 Augustus 1938 te Haarlem overleden
Dr. F. DE Haan, oud-Landarchivaris te Batavia.
Tot adjunct-Landsarchivaris is benoemd Dr. Th. VERMEULEN, die voor eenigen
tijd te Leiden is gepromoveerd op een proefschrift, getiteld „De Ghineezen te Batavia
en de troebelen van 1740" en die tevens te 's-Gravenhage, Londen, Brussel en Parijs
het archiefwezen bestudeerd heeft. De heer VERMEULEN zal in het begin van 1939
zijn nieuwe functie aanvaarden.
De begrooting voor het Landsarchief voorziet, behalve in de aanstelling van een
adjunct-Landsarchivaris, ook in die van een chartermeester, wiens taak in het bijzonder
zal bestaan in toezicht op de stukken en contact mèt het publiek.
De Landsarchivaris, Dr. F. R. VERHOEVEN is benoemd tot vertegenwoordiger
in Nederlandsch Indië van het Comité International des Sciences historiques.
(Telegraaf, 18 Sept. 1938.)
Het Koloniaal Tijdschrift van September 1938 bevat een artikel van Dr. F. R.
VERHOEVEN, den Algemeenen Landsarchivaris te Batavia, over gewestelijke en plaatse
lijke archieven in Nederlandsch-lndië. Hij wijst op het gevaar, dat de oudere stukken,
meestal op zolders en in goedangs en stallen opgeborgen en slechts bij uitzondering
voortreffelijk verzorgd, bedreigt door den vernielingsarbeid van witte mieren of ander
ongedierte. Het archiefbeheer in de praktijk is gebaseerd op den vagen en weinig
objectieven maatstaf van het nut der oude documenten, die voor de administratie
geheel anders is dan voor de historische wetenschap en die varieert van de geringe
waardeering van de administraties voor de ongeordende bundels archiefstukken tot
de appreciatie van den met historischen zin begiftigden ambtenaar.
De vraag of een redelijke oplossing mogelijk is, waarbij vermeden moet worden,
dat ieder beheerder van een archief voor zich, dus zonder objectieve maatstaf, uitmaakt
hoedanig de verzorging c.q. de vernietiging van de onder hem gestelde landsarchivalia
zal zijn en dat de taak van gewestelijke en plaatselijke administratieve instanties zou
worden verzwaard, is thans moeilijk een antwoord te geven. In de praktijk zou het
een belangrijke stap voorwaarts beteekenen, wanneer de oudere, niet meer voor den
dagelijkschen dienst noodige documenten op doelmatige wijze werden opgeborgen in
ruime, goed geventileerde en onderhouden vertrekken, waardoor jarenlange bewaring
mogelijk is. Regelmatige controle is daarbij een noodzakelijke eisch.
Het vernietigen van archivalia door ze te verbranden of in zee te werpen was
in vroeger tijd een geliefkoosd middel bij gebrek aan ruimte, waarbij DAENDELS het
voorbeeld heeft gegeven. Voor korten tijd zijn te Batavia stoelen aangetroffen, waarvan
de zittingen opgevuld waren met staatspapieren van 1807 en eerder. Eerst twintig
jaar later werden er commissies benoemd, die de vernietiging van overtollig archief
ter hand zouden nemen. Het beoogde resultaat schijnt daarmee niet bereikt te zijn.
Uit 1909 dateeren de voorschriften tot periodieke opruiming van archiefstukken,
waarvan de bewaring geen bepaald nut meer heeft. Hiermede is het nuttigheidsprincipe
officieel ten troon verheven. De bevoegdheid tot vernietiging wordt daarbij in handen
gesteld van de directeuren der verschillende departementen, zoowel wat betreft hun
eigen kantoren als van de onderhoorige administraties, met de beperking, dat ten aan
zien van de vernietiging van documenten van bepaalden financieelen aard de regeering
beslist, de Algemeene Rekenkamer gehoord. Bij voorstellen tot vernietiging voor
namelijk vanwege den Directeur van Binnenlandsch Bestuur wordt vooraf het advies
van den Landsarchivaris ingewonnen. Gebrek aan bergruimte op het Landsarchief is
echter oorzaak, dat aan overbrenging van documenten op eenigszins ruimere schaal
niet gedacht kan worden. In principe moet de overbrenging beperkt worden tot die
archivalia, welke een aanvullling beteekenen van de reeds op dit instituut aanwezige
en plaatselijke archieven. Dit aantal bedraagt 56 archiefgroepen (van Ambon tot limor).
Maar toch kan vaak de noodige hulp geboden worden, al was het alleen maar, dat
door nader overleg wel eens blijkt, dat ter plaatse achteraf nog middelen kunnen
gevonden worden om de archieven te sorteeren en bergruimte te vinden. De Directeur
van Binnenlandsch Bestuur verleent, wanneer een plaatselijk of gewestelijk archief in
wanorde verkeert, hulp door een ambtenaar of een gepensioneerde tijdelijk ter be
schikking te stellen.
De beteekenis van de plaatselijke archieven is reeds vroeg ingezien. In 1847
heeft Prof. Dr. P. P. ROORDA VAN EYSINGA op verzoek van den Gouverneur-Generaal
ROCHUSSEN een plan ontworpen voor het samenstellen van een beknopt overzicht
van de gebeurtenissen in elk gewest of residentie, van de vestiging af, verdeeld over
26 onderwerpen. Evenmin van dit is iets terechtgekomen van de Korte kroniek, die
het plan van den toenmaals fungeerenden Algemeenen Secretaris E. DE WAAL zou
verwezenlijken (1854).