52 archieven bitter weinig in orde was. Een en ander is dan ook aan leiding geweest, voor het bestuur der Vereeniging van Archivarissen, om op 5 November 1.1. een vergadering ter bespreking van eventueel te nemen of reeds genomen maatregelen bijeen te roepen, bij welke gelegenheid de Algemeene Rijksarchivaris mededeeling heeft gedaan van den huidigen stand van zaken, en waar verschillende sprekers verteld hebben, welke voorzieningen door hen waren getroffen. Het is geenszins de bedoeling in dit artikel een résumé te geven van de op die vergadering uiteengezette denkbeelden; dit artikel toch was reeds grootendeels geconcipieerd vóórdat bedoelde ver gadering plaats vond. Wel zal ik gaarne, wanneer het te pas komt, gebruik maken van hetgeen toen te berde is gebracht. Ik houd mij er voorts van overtuigd, dat de inhoud van dit artikel zich niet of slechts terloops zal begeven op het terrein van het rapport, dat binnenkort te verwachten is van de hand van Dr. Kalf, den Directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, van welke verschijning Mr. Biilsma ter vergadering bovengenoemd reeds melding maakte. Ik vermoed nl,, dat dit rapport zich in hoofdzaak zal bezighouden met de bescherming van monumenten van kunst tegen oorlogsgevaar en dat het, indien het de bescherming van archieven wellicht opper vlakkig behandelt, zich niet zal verdiepen in de zeer speciale behan deling, welke archiefstukken zoowel door hun aard als door hun vorm behoeven en die uit den aard der zaak beter aan archivarissen- vaklieden kan worden overgelaten. Teneinde eenige gegevens over deze bescherming der archieven, hoofdzakelijk tegen luchtgevaar, te weten te komen, moeten wij ons tot de buitenlanders wenden; in ons land zijn hierover, zoover mij bekend, den laatsten tijd althans, geen mededeelingen verschenen. In de eerste plaats kan gebruik gemaakt worden van den inhoud van een viertal artikelen van onze Oostelijke naburen, waarvan er twee, welke uitsluitend over archieven handelen, onze bijzondere belang stelling hebben. Bovendien is der vermelding waard een kort geleden verschenen boek van den Engelschman Spaight 2), terwijl ten slotte rekening moet gehouden worden van de ervaringen, door hr. Sandberg 53 opgedaan bij een recent bezoek aan het strijdende Spanje, welke zijn verwerkt in een artikel in de Nieuwe Rott. Courant. Bij het doorlezen der hierna te noemen maatregelen bedenke men, dat de steeds verder schrijdende oorlogstechniek ons dagelijks voor nieuwe en grootere problemen zal stellen. Wat hier wordt mede gedeeld, kan over eenigen tijd gedeeltelijk wel weer verouderd zijn. Het lijkt mij intusschen niet van belang ontbloot in het kort allereerst een overzicht te geven van de soorten van strijdmiddelen en van de bestrijding daarvan. Ik heb wat het laatste betreft niet op het oog onze actieve luchtverdediging, waarmede ik bedoel de Luchtdoel- artillerie en de Zoeklicht-afdeeling der Genie. Voor degenen, die dit nog niet weten, kan het van belang zijn en ter geruststelling tevens strekken, te weten, dat ons leger over het meest geperfectioneerde luchtafweergeschut beschikt; dit wapen wordt voortdurend uitgebreid. Daarnaast bezit de Genie een park zoeklichten, waarmede een zeer groote strook van afweer kan worden beschenen. Mocht ondanks deze afweer, waarbij wij de actie onzer eigen jachtvliegtuigen niet mogen vergeten, een vreemd bombardeervliegtuig door de verdediging heenbreken, dan heeft men bij een eventueel bombardement rekening te houden met drie soorten van bommen, te weten a. Brisantbommen en Gasbommen. b. Brandbommen. Nu kan men vrijelijk aannemen, dat tegen een zware brisantbom practisch niets bestand is. Wil men zich tegen dit dood en verderf brengend projectiel wapenen, dan dient men zijn gebouw te her scheppen in een soort versterkt onderkomen, gedekt door een be scherming van eenige meters zand en beton. In de practijk zal de uitvoering hiervan onuitvoerbaar en zeker veel te kostbaar blijken. Het wil mij echter voorkomen, dat een aanval als hierboven geschetst in het begin van den oorlog niet dadelijk is te verwachten. Onze strategische ligging is een zoodanige, dat een schending van onze neutraliteit door de legers van een der aangrenzende Rijken geenszins ondenkbaar is. De verklaring, door Minister Pati]N eenige Frz. Hammer Uber den Luftschutz in Bibliotheken Zentralblatt für Bibliotheks- wesen, 1935, H. 9/10, blz. 496 vlg. Hermann VON LAER, Luftschutz im Dienste des deutschen KunstbesitzesDer deutsche Verwaltunsbeamte, 1935, blz. 749. Hans BURKARD, Die Frage des Luftschutzes für Archive und Akteien Archivalische Zeitschrift, 7936, blz. 172. Franz ZERNIK, Uber den Einflusz von Gaskampfstoffen auf Archivalienaldaar, blz. 181. 2) M. SPAIGHT, C. B., C. B. E., Air Power in the next war, Londen, 1938- Nieuwe Rotterdamsche Courant van Men verzuime voorts niet, om kennis te nemen van de brochure Zelfbescher mingsmaatregelen"uitgegeven door de Ned. Vereen, voor Luchtbescherming. 2) Teneinde de gedachten te bepalen, volgen hier enkele gegevens, ontleend aan ons militaire Voorschrift Inrichten Stellingen, Muren, blootgesteld aan frontale rechtstreeksche treffers van granaten van 15 houwitser of enkele voltreffers van 21 houwitser, moeten een minimum dikte van 1.50 M. van gewapend beton hebben. Zij moeten voorts zoo mogelijk voorzien zijn van een horizontale gronddekking van minstens 4 M dik. Men kan veilig aannemen, dat deze dekking op zijn minst vereischt is voor zware brisantbommen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 32