36
onderzoek in te stellen naar de toestand, waarin de archieven dezer
diensten verkeren. De rapporten van deze inspecties en de opmer
kingen, waartoe zij aanleiding geven, zullen door den Directeur van
de Archives Nationales aan den belanghebbenden Minister worden
voorgelegd.
Artikel 10 regelt het contact tussen de Directie der Nationale
Archiefbewaarplaats en de regerings-bureaux.
De Directie der „Archives Nationales" accrediteert bij het begin
van ieder jaar een zijner ambtenaren, met name genoemd, bij de
verschillende ministeries, en bij de administraties, diensten en instel
lingen, welke daaronder ressorteren; deze functionaris zal dienen als
verbindingsman tussen de Directie der Nationale Archieven en de
ministeries en verdere administraties. Hij is speciaal belast met het
onderzoek ter plaatse van archiefstukken, welke vernietigd zullen
worden volgens de bepalingen in art. 5 en hij zal in overleg met het
hoofd van de betreffende dienst de periodieke overdrachten aan de
„Archives Nationales" voorbereiden.
Artikel 11. De voorafgaande bepalingen zijn gelijkelijk van toe
passing op alle staatsdiensten, welke hun zetel hebben buiten Parijs.
De Departementale Archiefbewaarplaatsen worden dan in de plaats
gesteld van de Nationale Archiefbewaarplaats en de Directeur van
de Nationale Archiefbewaarplaats wordt dan vertegenwoordigd door
den archiviste-en-chef du departement; deze laatste heeft de be
voegdheid om controle uit te oefenen op de vernietiging van archief
stukken uit de administraties van de Staat door de dienst der Domeinen
hij heeft tevens, evenals de algemene inspecteurs der archieven, de
opdracht om de lokalen van de administraties van de Staat in zijn
departement periodiek te bezoeken, teneinde daar na te gaan of
de archieven goed beheerd worden en of zij regelmatig aan de
departementale archiefbewaarplaatsen worden overgedragen.
De bepaling in dit decreet, dat registers, dossiers en stukken,
welke voor de administratieve diensten van de Staat niet meer van
direct belang zijn, naar de archiefbewaarplaatsen van de Staat
overgebracht moeten worden, is allesbehalve nieuw.
Welke grote waarde men toekent aan deze regelmatige inspectie
van de archieven der ministeries en de daaronder ressorterende admi
nistratieve diensten door de archivarissen van de Staat, moge blijken
uit het reeds eerder genoemde ministeriële rapport, dat dit decreet
begeleidde; daarin zeggen de minister president en de minister de
l' Education nationale uitdrukkelijk, dat het juist de bedoeling is van
dit decreet om op dit punt de decreten van 1855, 1887 en 1898 aan
te vullen, daar het ontbreken van juist deze bepalingen betreffende
periodieke inspectie voldoende verklaart, waarom deze vroegere
decreten gedeeltelijk hun uitwerking hebben gemist; in hun decreet,
zo zeggen zij, wordt voor de eerste maal het principe van een
periodieke inspectie vastgelegd om te voorkomen, dat nog ooit een
toestand zal kunnen ontstaan, gelijk aan die, waaraan nu een einde
zal komen.
Men is er zich in Frankrijk volkomen van bewust geweest, dat
deze bepalingen van het decreet van vérstrekkende betekenis zijn
voor het gehele Franse archiefwezen, en dat zij weer nieuwe maat
regelen noodzakelijk hebben gemaakt.
Men beseft, zoals blijkt uit het artikel van Leonce Celier, (in
„Archives et Bibliothèques" jrg. 1936 p. 102 en 106), dat ik reeds
eerder citeerde, dat deze uitgestrekte bevoegdheden van de archi
varissen van de Staat tevens een zware last en een grote verant
woordelijkheid op hen heeft geladen. Zij hebben nu te beslissen, over
welke geschiedbronnen de historici in de toekomst beschikken zullen.
Maar onze ambtgenoten in Frankrijk aanvaarden graag deze taak.
Zij aanvaarden door dit nauwe contact met de administratieve
diensten tevens en wel met instemming, een zekere wijziging in de
betekenis, welke het archiefwezen heeft voor de gemeenschap,
„Immers, zo schrijft Léonce Celier, de archieven zijn zodoende dus
niet langer de rustige plaatsen, waar ver van het gewoel der moderne
wereld slechts enige geleerden op hun gemak oude perkamenten
zouden zitten te ontcijferen. Neen, de archieven zijn een zeer actieve
publieke dienst, die het belang van vele mensen en van velerlei zaken
dient; en het beheer daarvan eist initiatief, taai uithoudingsvermogen
en verantwoordelijkheidsgevoel."
Onze Franse ambtgenoten accepteren deze wijziging niet alleen,
zij erkennen ook nadrukkelijk, dat „de toekomst van het archiefwezen
afhangt van de betrekking, waarin het staat tot de administraties,
welke de archieven voortbrengen (L. Celier).
Deze nieuwe regeling in Frankrijk zal op haar beurt dus weer
vele nieuwe problemen oproepen; men weet dit, zowel in regerings-
Maar wel is nieuw, dat als waarborg voor de uitvoering van dit
voorschrift aan de archivarissen van de Staat wordt opgedragen om
toezicht te houden op de archieven van deze Staatsdiensten en om
in nauwe samenwerking met de hoofden van de verschillende diensten
de overdracht hunner archieven naar de bewaarplaatsen van de Staat
voor te bereiden en tot stand te brengen; zij krijgen daarmede tevens
Een aantal uitzonderingen beperkt de uitwerking van deze bepalingen op
bepaalde punten.
37
volledige controle over de vernietiging van waardeloze archiefstukken.