28
onderwijs genoten en is na volbracht eindexamen H. B. S. haar
academische studie te Amsterdam begonnen, waar zij in 1910 haar
doctoraal examen haalde.
Aanvankelijk had zij geen neiging om zich aan het archiefwezen
te wijden: catalogiseeren trok haar meer aan, niet alleen van boeken
maar ook van prenten, getuige haar arbeid aan de platenverzameling
van den heer Onnes van Niienrode.
Te Utrecht was door den rijksarchivaris Mr. Dr. S. Muller Fz.
toentertijd een betrekking in het leven geroepen half ten dienste van
het Rijksarchief te Utrecht en half voor het Historisch Genootschap.
Op aanraden van Prof. Brugmans solliciteerde Mej. Van Soest naar
deze betrekking en verkreeg die ook.
1 November 1910 begon zij haar archief-loopbaan als amanuensis
bij het rijksarchief te Utrecht gedurende de middaguren, terwijl de
morgenuren besteed werden in dienst van het H. G. Bij haar opklim
ming tot adjunct-commies en later tot commies heeft zij haar werk
zaamheden bij het H. G. er aan gegeven en haar volle werkkracht
in dienst van het archiefwerk gesteld.
In eene aanbeveling bij haar sollicitatie in 1910 schreef Prof.
Brugmans: „zij is iemand van degelijke studie, maar vooral een vlijtige
werkster, die onverdroten steeds opgewekt en kalm tegelijk voort-
werkt aan 't geen zij op zich heeft genomen, zonder ooit het werk
eentonig of vervelend te vinden". En zoo is het in al die jaren van
haar werken op het archief ook geweest. Wat haar werd opgedragen
heeft ze steeds met zorg en overleg getracht zoo goed mogelijk af
te werken, en wat anderen vervelend zouden hebben gevonden heeft
zij steeds met dezelfde opgewektheid aangevat en doorgezet.
Zoo kwam zij al dadelijk te staan tegenover de lange rij Varia
van het kapittel van den Dom, om te trachten die in de bestaande
beschrijvingen in te voegeneen werk dat zelfs den lateren bewerker
Dr. K. Heeringa veel hoofdbrekens heeft gekost. Het zou dus geen
verwondering gewekt hebben indien een beginneling als Mej, Van Soest
bij al de zich daarbij voordoende moeilijkheden in vertwijfeling zou
geraakt zijn. Doch zij werkte er gestaag en kalm aan voort!
De onderbreking van dezen arbeid door een andere: het maken
van een index op de bisschoppelijke regesten, heeft haar echter
gebracht op den weg die, zooals later zou blijken, meer in haar lijn
lag. Van den aanvang af toch heeft zij zulk een voorliefde getoond
voor het maken van indices, dat de Rijksarchivaris zich in zijn jaar
verslag af vroeg „of het niet geraden moest heeten, in dezen samen
loop van omstandigheden eene aanwijzing te zoeken, om haar blijvend
te belasten met het vervaardigen van indices".
29
Zij werd dan ook achtereenvolgens verder belast met het maken
van indices op den inventaris van het Staten-archief, van het archief
der heeren van Montfoort, op de regesten van de Kleine kapittelen
en kloosters, op de agenda van den Rijksarchivaris, en op de
kapittel-zegels.
Ook de Algemeene Rijksarchivaris zocht juist „zulk eene rara
avis" en vond het verheugend dat Mej. Van Soest „pleizier in het
maken van indices" had; hij heeft het zoover weten te krijgen, dat
zij ook op de Verslagen van 's Rijks oude archieven een zaken-index
zou vervaardigen, terwijl het Historisch Genootschap haar niet
los liet alvorens zij een begin gemaakt had met de indices op de
Rekeningen der grafelijkheid van Holland en Zeeland, welk werk zij
echter, niet geheel heeft kunnen ten einde brengen.
Te midden van dezen voor haar zoo geschikten arbeid kwam
de Regeering met de ook voor de archieven zoo noodlottig geworden
bezuinigingsplannen en werd Mej. Van Soest met ingang van 1 Januari
1932 op wachtgeld gesteld. Haar gezondheid echter was van dien
aard, dat van een geregelden arbeid geen sprake meer kon zijn,
zoodat zij 21 December 1932 werd afgekeurd en het rijksarchief
te Utrecht 1 Maart 1933 met pensioen moest verlaten.
Zij heeft slechts enkele jaren van haar vrijheid mogen genieten,
een vrijheid waarin ze toch ook weer aan banden was gelegd doordat
haar lichamelijke gesteldheid niet gedoogde ten volle te kunnen
genieten van wat haar geboden werd. Gedurende een zomerverblijf
in Berg en Dal, heeft plots haar oude kwaal haar weer aangegrepen
en op het onverwachtst bereikte ons het bericht dat zij aldaar op
13 Augustus kalm en rustig was ontslapen.
Hiermede eindigde het leven van een archief-ambtenares, die
ofschoon zij voor zich zelf een moeilijk leven heeft gehad, anderen
toch steeds heeft willen helpen en vaak door kleine sympathieke
daden van haar medeleven met anderen heeft blijk gegeven. Nooit
heeft zij zich zelf op den voorgrond willen stellen, maar zij schiep
er behagen in kalm en rustig haar werk, zoowel op het archief als
thuis, te verrichten.
De bezoekers van het Utrechtsche Rijksarchief zullen zeer zeker
dankbaar aan haar terugdenken bij het gebruik van de vele indices
door haar in haar ambtelijken loopbaan vervaardigd.
Ph. van hinsbergen.