18 onderzoek, dat hij naar de salarieering hier te lande van gemeente archivarissen en hunne ambtenaren heeft ingesteld; het resultaat blijkt niet opwekkend, in enkele plaatsen is deze zelfs ontstellend laag. Besloten wordt het door hem hierover gevormde dossier aan de Centrale voor te leggen. De heer Arntzenius vraagt, hoe het met de luchtbescherming ten opzichte van de archieven gesteld is. De Voorzitter heeft hierover reeds met enkele deskundigen op dit gebied gesproken o. a. ook met jhr. Graswinckel, die hiervoor bijzondere belangstelling heeft. Over het algemeen zijn de meeste archieven ten opzichte van gevaren, die hen van uit de lucht bedreigen, helaas zeer onveilig gelegen; ook is het de vraag, of men bij acuut oorlogsgevaar onmiddellijk op medewerking en hulp van het Departement van Defensie zal mogen rekenen. Na eenige gedachtenwisseling over dit onderwerp komt men tot de slotsom, dat het 't beste is de kwestie van de maatregelen ter beveiliging van de archieven voor elk archief afzon derlijk op te lossen. Hierna sluit de voorzitter, na dankzegging aan den heer De Bussy voor de goede regeling, de vergadering. NIET-OFF1CIËEL GEDEELTE. In memoriam Dr. P. M. H. Doppler. Oud Rijksarchivaris in Limburg. PIERRF. Maria Hubertus Doppler werd geboren te Maastricht op 22 Juli 1861. Na het volbrengen van zijn gymnasiale studie ging hij naar de Universiteit van Leuven, waar hij in 1886 de graad van Doctor in de Philosophie en Letteren heeft behaald. In dat jaar reeds werd hij als volontair aan het Rijksarchief in Limburg verbonden en bleef daar drie jaar werkzaam. Daarna ging hij over naar de Gemeentebibliotheek van Maastricht, welke toen nog in het Rijksarchiefgebouw gevestigd was. Lang bleef hij daaraan niet verbonden. In 1893 overleed de eerste Rijksarchivaris in Limburg Jos Habets, en werd in zijn functie opgevolgd door A. A. Flament, die commies-chartermeester aan ons archief was. In diens plaats en in denzelfden rang werd toen de heer Doppler aangesteld. Tengevolge van het K. B. van 22 Januari 1904 veranderde zijn titel van commies-chartermeester in dien van commies tout court. Enkele jaren later, op 1 April 1907 werd hij bevorderd tot 19 hoofd-commies. Als Flament dan in 1919 ziekte-verlof krijgt, wordt Dr. Doppler met de waarneming van diens functie belast, om hem op 16 Januari 1922 definitief als Rijksarchivaris in Limburg op te volgen. Van 1886 tot 31 December 1928, toen hij ontslag nam ais Rijks archivaris, werkte hij in het gebouw, waarin ons archief gehuisvest is. Twee en veertig jaren van zijn leven bracht hij door in de oude Franciscanenkerk aan de St. Pieterstraat - het Rijksarchiefgebouw - niet als monnik, echter wel werkend als een monnik, zonder ophouden en met geduld. Toen Dr. Doppler in 1928 van zijn geliefd archief afscheid nam, heeft het personeel hem een oorkonde aangeboden en heb ik een artikeltje gewijd aan zijn werk als archivaris (Archievenblad, 1928-1929, blz, 70). Ik heb daarin over den toestand van de archieven in ons depót in het algemeen en over die, welke van de Arrondissements rechtbank Maastricht waren overgenomen, in het bizonder, het een en ander medegedeeld. Wij zullen daarover hier niet in herhaling treden en alleen om een beeld van den toestand te geven vermelden wat Flament daarvan zeide nl.„Ik twijfel of het wel ooit mogelijk zal zijn al deze verspreide fragmenten tot geordende archiefverzame lingen te verenigen". Om in deze wanordelijke massa (25000 pakketten) zoveel mogelijk orde te scheppen, was een man als Dr. Doppler nodig. Een werker met geduld, vasthoudendheid en een beetje zelf- verlochening. Hij heeft dit werk op de hem eigen manier aangepakt en tot een einde gebracht. En het zal dan ook altijd de grootste verdienste van Doppler blijven, dat hij door de voorlopige schifting van al deze stukken ze maken het grootste gedeelte uit der archieven van vóór 1797 in ons depót - de verdere ordening en beschrijving zeer vergemakkelijkt heeft. Het spreekt van zelf, dat het hier een voorlopige arbeid betrof, en dat tal van stukken naderhand op een andere plaats terecht zullen komen, dan die welke Dr. Doppler ze meende te moeten geven. Een groot aandeel heeft Dr. Doppler verder gehad in de ver zorging onzer charterverzameling, waarvan hij het grootste gedeelte van omslagen voorzag en daarop de korte inhoud van ieder charter vermeldde. Ook werkte hij mede aan de voorlopige ordening van de in 1891 van Venlo overgenomen bescheiden en aan de inventarisatie van de notariële minuten van het Arrondissement Maastricht, in 1908 als een volslagen chaos overgenomen. Toen dit werk zover gereed was, kon hij beginnen met de defini tieve beschrijving der rechterlijke archieven van Maastricht. Hiermede

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 15