12
college-materiaal uitmaakten. Ik bewaar aan deze kennismaking met
de archieven de aangenaamste herinneringen en heb er veel bij
geleerd. Zonder de woorden van den Hoogleeraar tot de mijne te
maken, zou ik het betreuren indien de toestand inderdaad is, zooa s
hij hem weergeeft. Ik wil slechts opmerken dat, wat het academisch
onderwijs aangaat, de hoogleeraar die te Groningen geschiedenis
doceert, bij herhaling voor a.s. doctorandi college op het gemeente
archief gegeven heeft, waarbij het lezen, verklaren en bewerken van
archivalia den hoofdschotel vormde. Toen de betrokken hoogleeraar
met zijn plannen bij mij kwam, heb ik die zeer toegejuicht en gaarne
localiteit en andere hulpmiddelen beschikbaar gesteld. Ik weet met
hoe het elders is, doch zou mijn ambtgenooten in academiesteden
willen aanraden banden met de universiteit, als daarop mogel.,khe.d
bestaat, aan te knoopen. Waardeering van de archieven door aan
komende historici acht ik van meer propagandistische beteekems dan
de bekendheid, die verschillende archieven door genealogisch geonen-
teerde bezoekers verkregen hebben.
Na deze omzwervingen kom ik dan eindelijk tot de verschillende
onderwerpen, die Uw bestuur in het afgeloopen vereen.gings,aar
hebben beziggehouden.
Op het adres, dat in 1937 inzake de Ned. Indische archieven
tot den Gouverneur-Generaal gericht werd, is nog geen
antwoord binnengekomen. Ik geloof niet dat wij hierover al te zeer
behoeven te treuren, immers uit het verslag van den Landsarch.vans
over 1937 zal ook U zijn gebleken, dat er met de Indische archieven
iets „gaande" is. Ik heb het oog op wat hij mededeelt over het
Regeeringsantwoord op een in den Volksraad gestelde vraag, hetwe
luidt: „Voorstellen met betrekking tot de reorganisatie van het Lands-
archief alsmede tot de personeelsbezetting bij die instelling zi]n in
behandeling; zij hebben ten doel om - met inachtneming van den
eisch van soberheid - 'sLandsarchief als wetenschappelijke instelling
en centraal archief-depót voor Nederlandsch-Indië tot zijn recht te
doen komen." Hoofddoel van ons adres is geweest den Landvoogd
op het belang van een deskundig beheer der waardevolle Indische
archieven te wijzen. Dat ook in Indië zelf, bij Regeer.ng en Volksraad,
voor deze archieven belangstelling blijkt te bestaan kan ons slechts
verheugen. Met oprechte belangstelling zullen wij het verder beloop
dezer aangelegenheid blijven volgen en alles wat tot verheffing en
versterking van het Indische archiefwezen kan leiden, met inge
nomenheid begroeten.
ln de laatste jaren heeft de Index op het Nederlandsch
Archievenblad, waartoe indertijd besloten was en waarvoor de
13
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen subsidie had
verleend, meermalen een punt van bespreking in de vergaderingen
van het bestuur uitgemaakt. Het bleek niet mogelijk den oorspronke-
lijken opzet volledig tot uitvoering te brengen; deze diende vereen
voudigd te worden. De Index zal nu uit twee deelen bestaan, nl.
een overzicht van de titels der in het Archievenblad verschenen
bijdragen, systematisch gerangschikt, en een alfabetische klapper op de
namen der schrijvers benevens alle in de boekbesprekingen en de
„Berichten" opgenomen- eigennamen. Het oponthoud, dat deze
verandering met zich bracht, heeft ook een goede zijde gehad;
in plaats van 40 zat de Index thans 45 jaargangen van het Archieven
blad bestrijken. Het eerste deel van den Index is thans geheel, het
tweede grootendeels afgedrukt Ik mag dus vertrouwen dat hij spoedig
in het bezit onzer leden zal zijn. Aan allen die aan zijn totstand
koming hebben meegewerkt, 't zij als bewerker, 't zij als raadgever,
brengt het bestuur een woord van hartelijken dank
Aangaande den Gemeentelijken Arch ie fg ids valt het
volgende mede te deelen. De commissie uit onze vereeniging, die
zich met de voorbereiding dezer uitgave bezighoudt, heeft na het
binnenkomen van de antwoorden op de door haar verzonden circu
laires, niet stil gezeten. Zij heeft van één provincie, Overijssel, een
proeve opgesteld. Die proeve zal in een bestuursvergadering nader
met haar bekeken worden en ik hoop dat dan een grondslag gevonden
zal zijn, waarnaar ook de overige provincies bewerkt kunnen worden.
Waarschijnlijk zal dan blijken, dat het niet aangaat, voor den verderen
arbeid uitsluitend een beroep op de leden der commissie te doen.
Het bestuur zal moeten omzien naar iemand, die over vrijen tijd
beschikt en het werk, onder toezicht, tegen eenige vergoeding wil
en kan verrichten. Het beste zal daarom zijn, het crediet dat reeds
aan de commissie voor den Gemeentelijken Archiefgids is toegestaan,
daarvoor te reserveeren. Persoonlijk hecht ik er zéér aan, dat onze
vereeniging dezen archiefgids tot stand brengt. Te lang toch heeft
zij, naar mijn bescheiden meening, te weinig van zich doen hooren
en zien. Wanneer men, zooals op het oogenblik in verband met het
regeeringsjubileum onzer geliefde Landsvrouwe veelvuldig geschiedt,
een terugblik op de 40 achter ons liggende vereenigingsjaren zou
werpen, dan zou een vergelijking met 1898, het jaar waarin de Hand
leiding verscheen, niet in ons'voordeel uitvallen.
Tenslotte iets over de nieuwe archieven, die blijkens de
laatste jaargangen van het Archievenblad een steeds grootere plaats
in onze belangstelling hebben ingenomen. In een der aan dit onder
werp gewijde bijdragen uit de schrijver den wensch, dat het bestuur