10
legden hun functie neer, Dr. Mr. J. W. Verburgt, archivaris der gemeente
Leiden en Dr. C. R. Vermaas, archivaris der gemeente Schiedam.
Eerstgenoemden zal het een voldoening geweest zijn, dat hij den
inventaris van het oudste deel van het Leidsche stadsarchief nog
in druk heeft kunnen uitgeven; de verdiensten van den tweede
vonden rechtmatige waardeering bij het vriendelijk afscheid, dat het
dagelijksch bestuur zijner gemeente hem bereid heeft. De vacatures
te Alkmaar, Leiden en Schiedam werden vervuld door de benoemingen
van de heeren Th. P. H. Wortel, tevoren reeds aan het Alkmaarsche
gemeentearchief werkzaam, Mr. R. van Royen, chartermeester aan
het Rijksarchief te Utrecht en Drs. A. van der Poest Clement. Hun
allen wederom onze hartelijke gelukwenschenMoge de zelfstandige
werkkring, hun thans ten deel gevallen, tot volle ontplooiing hunner
gaven leiden! Gelukkig werd in de vacature, ontstaan door de bevor
dering van den heer Wortel, weder voorzien; in tijden als deze leert
men elk lichtpunt waardeerenVermelden wij verder met voldoening
nog enkele bevorderingen bij de gemeentearchieven van Dordrecht
en Rotterdam, zoo die van mejuffrouw Dr. A. C. Kersbergen van
adj.-commies tot commies.
Drie gemeentearchivarissen, die van Nijmegen, Utrecht en Eind
hoven, werden gedecoreerd, de beide eersten met een Nederlandsche,
de laatste met een Belgische onderscheiding. De decoraties werden
verleend in verband met verdiensten buiten het archiefwezen gelegen.
Het is een verschijnsel, dat men ook bij andere ambtgenooten, die
tijdens hun ambtsbediening onderscheiden werden, heeft kunnen
opmerken. Ik zal hierover niet verder uitweiden en volsta met onzen
ambtgenoot te Utrecht, wiens naam ook in de archiefwereld met
eere genoemd wordt, onze welgemeende gelukwenschen aan te bieden
Inzake waterschapsarchieven valt te vermelden, dat het hoogst
belangrijke archief van het Hoogheemraadschap Rijnland, dat ons
medelid Mr. S. j. Fockema Andreae beschreven heeft, wederom onder
beheer van een archivaris gesteld is, een waarnemenden weliswaar,
doch, naar het bericht in het Archievenblad mededeelde, „met een
daaraan verbonden toelage".
Van „personeel" thans tot „materieel" overgaande, wil ik met
voldoening memoreeren het besluit van den Raad der gemeente
Amsterdam, waarbij voor uitbreiding van het archiefgebouw aan den
Amsteldijk een aanvullend crediet van ƒ45.500.— beschikbaar
werd gesteld. Twaalf jaar geleden, in 1926, was voor hetzelfde
doel reeds ƒ145.000 toegestaan. Voor die uitbreiding zal thans, in
afwijking van vroegere plannen, gebruik worden gemaakt van een
vrij gekomen dubbel schoolgebouw naast het archief; aan archief-
li
bergruimte hoopt men daarbij het drievoudige te verkrijgen van
wat volgens het plan van 1926 mogelijk was. Voorwaar een schoon
resultaat, waarmede wij onzen ambtgenoot hartelijk gelukwenschen!
Te betreuren valt alleen, dat twaalf jaar noodig zijn geweest, om
het zoover te krijgen. Vergis ik mij niet, dan hadden wij verleden
jaar gehoopt, op deze vergadering reeds iets van de Amsterdamsche
bouwplannen verwezenlijkt te zien; wij zijn evenwel te voorbarig
geweest. In hetzelfde jaar 1926, toen het eerste uitbreidingsplan
werd aangenomen, vergaderde onze vereeniging eveneens in deze
stad, als na wederom twaalf jaar de keuze wellicht opnieuw op
Amsterdam gevallen zal zijn, verheugt onze ambtgenoot zich natuurlijk
al lang in het volle genot van zijn vergroot archiefgebouw ja, peinst
hij wellicht reeds over een volgende uitbreidingEen ander bericht
vermeldde dat in het gerestaureerde stadhuis van Nijmegen het
gemeentearchief op de eerste verdieping zal worden ondergebracht.
Mijn voorganger op deze plaats heeft verleden jaar met zeer
getemperd optimisme gesproken over de voordeelen, die op den
duur voor de archieven uit den arbeid van het Bureau voor Historische
Demografie zouden kunnen voortspruiten. Hoeveel meer is daartoe
thans aanleiding nu het Bureau zijn energieken directeur en stuwkracht
verloren heeft en de groote uitbreiding, die deze aan het Bureau
hoopte te kunnen geven, waarschijnlijk achterwege zal blijven.
Onder de berichten, die de ijverige redacteur van het Archieven
blad voor ons pleegt te verzamelen, zal ook U datgene getroffen
hebben, dat gewag maakt van het tot stand komen van een Archief
jaarboek voor de Unie van Zuid-Afrika. Dit jaarboek -aldus het
bericht zal uitsluitend bestemd worden voor de publicatie van de
resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van Zuid-
Afrikaansche geschiedenis en archiefwezen, in de vier hoofdsteden der
Unie. „Studenten zullen gelegenheid krijgen hun onder
zoekingswerk in dit jaarboek te p u b I i c eer en." De laatste
woorden brachten mij als vanzelf in herinnering het interview dat
Professor Huizinga indertijd aan het Handelsblad heeft toegestaan en
waarin hij o. m. de klacht, men zou zelfs kunnen zeggen: de aanklacht
uit „dat men de functie der archieven als instelling van historisch
onderzoek, opzettelijk op den achtergrond heeft geschoven, in plaats
van haar aan te kweeken, tot groote schade van den voortgang der
Nederlandsche geschiedvorsching". Ik zelf heb den tijd nog meege
maakt, dat voor de candidaten in de geschiedenis op het Utrechtsche
Rijksarchief colleges werden gegeven, waarbij ook archivalia het
Naar ik ondertusschen verneem, hebben Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland nog geen vrijmoedigheid gevonden deze uitgaaf goed te keuren.