62 Hulpwetenschappen. Hulpwetenschappen. 63 b. Diplomatiek. Oorkondenboeken. cum" [bew. door A. D. van der Harst], 31 (1923—24), 182—183. Heeringa, K., Chronologische aanteeke- ningen van Petrus Levendale. 24 (1915— 16), 161—172. Zuiden, D. S. van, De invoering van den Gregoriaanschen stijl. 23 (1914—15), 13—14. Fruin, R., De invoering van den nieuwen stijl in de landprovinciën. 30 (1922—23), 151—153. Oltmans, A., Jaarverdeeling in 13 maan den. 29 (1920—'22), 323—324. Fruin, R., Indictio paschalis. 29 (1920—22), 141—142. Wijk, W. E. van, Over de beteekenis van het woord „instantia" in de Mid- deleeuwsche calendaria. 28 (1919—20), 152—153. Fruin, R., De formule „consulatus eius (Augusti) anno in de pauselijke kanselarij. 15 (1906—'07), 222—225. Schoengen, M. A. J., Iets over den jaar stijl in kloosterorden gebruikt. Met een naschrift van R. Fruin. 10 (1901—'02), 18—26. Fruin, R., Het jaarbegin in Gallië. 19 (1910—'11), 161—162. Fruin, R., De jaarstijl van Gervasius Cantuariensis. 15 190607), 151—155. Fruin, R., Met welken dag beginnen Dio- nysius Exiguus en Beda Venerabilis de anni dominicae incarnationis? 15 (1906—07), 199—210. Muller Fz., S., De jaardagstijl. 15 (1906—07), 76—86, 139—145. Schoengen, M. A. J., Mos Romanus. 15 (1906—07), 145—151. Fruin, R., Het verband tusschen den Paaschstijl en den titulus cerei pa schalis. 14 (1905—06), 177—179. Obreen, H. G. A., Hoe is de Paaschstijl in de 13e eeuw ons land binnengekomen? 18 (1909— 10), 99—101. Muller Fz., S., De jaarstijlen, in het sticht Utrecht gebruikt vóór het syno daal besluit van 1310. Bespr. door R. Fruin. 14 (1905—06), 187—190. Joosting, J. G. C., De jaarstijl der bis schoppen van Utrecht. 14 (1905—06), 20—22. Jonge van Ellemeet, B. M. de, Jaarstijl der Utrechtsche bisschoppen. 22 (1913—14), 100—102. Fruin, R,, De jaarstijl, in de kanselarij van bisschop David van Bourgondië gebruikelijk. 30 (1922—23), 56—57. Enklaar, D. Th., De jaarstijl van bis schop David van Bourgondië. Met een naschrift van R. Fruin. 31 (1923—'24), 26—29. Obreen, H. G. A., Over de jaarstijlen door Floris V en zijne voogden ge bruikt. 1256—1296. 15 (1906—'07), 92—103. Fruin, R., Chronologische aanteekenin- gen. I. Over het gebruik der jaarstijlen in Zeeland door particulieren. II. De indictie in de oorkonden, uitgaande van de bisschoppen van Luik. III. Over den jaarstijl in het Brabantsche gedeelte van het bisdom Luik. 17 (1908—09), 271—280. Obreen, H. G. A., Een en ander over de jaarstijlen in Zeeland. 18 (1909— 10), 19—23. Sassen, Aug., Jaarstijl [in Brabantsche steden], 19 (1910—'11), 164—165. Obreen, H. G. A., Jaarsdagstijl te Alk maar. 17 (1908—09), 242. Visvliet, M. H. van, Delftsche stijl. 15 (1906—'07), 210—213. Bouricius, L. G. N., Delftsche stijl. 18 (1909—'10), 107—108. Dalen, J. L. van, De jaarstijl te Dordrecht in de XlIIe eeuw. Met een naschrift door R. Fruin. 16 (1907—08), 175—180. Huizinga, J., De jaarstijl van Haarlem. 18 (1909—'10), 101—107. Becker, Bruno, Wanneer is de Stilus Har- lemensis afgeschaft? 36 (1928—'29), 48—50. Joosting, J, G. C., De jaarstijl te Maas tricht. 15 (1906—07), 213—219. Doppler, P., De jaarstijl te Maastricht. Antwoord aan den heer Mr. J. G. C. Joosting. 15 (1906—'07), 219—222. Joosting, J. G. C., De jaarstijl te Maas tricht. Met een antwoord van P. Dop pler. 16 (1907—08), 44—45. Unger, W. S., De jaarstijl van Middel burg. 28 (1919—'20), 205—206. Fruin, R,, De jaarstijl der Middelburg- sche abdij. 15 (1906—07), 86—92. Bruggeman, J., De kerststijl te Nijmegen. 24 (1915—16), 118. Waller Zeper, S. A., Chronologica. [On gewone dateeringen.] 28 (1919—20), 116—117, 207—208. Schilfgaarde, A. P. van, Stedelijke aflaat als dateering. 39 (1931—'32), 205—206, Fruin, R,, De datum van een oorkonde van Arnold, hertog van Gelre, onjuist herleid. 19 (1910—'11), 162—163. Cuvelier, Jos., Chronologische gissing [betreffende de dateering van een brief 'van hertog Karei van Bourgondië], 19 (1910—'11), 163—164. Ebell, C. C. D., Chronologische gissing entypographische vergissing. [Da teering van een brief van hertog Karei van Bourgondië.] 20 (1911— 12), 141—143. Bruinvis, C. W., Een te verplaatsen regest [in „Boergoensche Charters 14281482" van P. A. S. van Lim burg Brouwer.] 12 (1903— 04), 40. Sassen, Aug., De „derde dag na". 19 (1910—'11), 165—166. Fruin, R., St. Bonifatius' dag. 35 (1927—28), 238—239. Veen, J. S. van, St. Peters' dag, als de kinderen loopen. 41 (1933—34), 82. Sassen, Aug., St. Pontianus 14 Januari. 20 (1911—'12), 220. Waller Zeper, S. A., „Cleyn Vastel- avond 19 (1910—'11), 67—68. Waller Zeper, S. A., „In dem Vogel sang". 19 (1910—'11), 67. (Zie ook onder IX en XVIa.) Archiv für Urkundenforschung, heraus- geg. von K. Brandi, H. Bresslau en M. Tangl. Erster Band, erstes Heft. Bespr. door R. Fruin. 16 (1907—08), 112—114. Seeliger, G., Urkunden und Siegel in Nachbildungen für den akademischen Gebrauch. Bespr. door R. D. Baart de la Faille. 28 (1919—'20), 215—216. Nélis, H., Etudes de diplomatique médié- vale. I. Examen critique de chartes et huiles apocryphes de 1' abbaye de Saint-Ghislain (9651145). Bespr. door W. Goossens. 16 (1907—08), 109—112. Tenhaeff, N. B„ Oorkondencritiek en Vaderlandsche Geschiedenis. 30 (1922—23), 133—150; 31 (1923— '24), 79—97, 168—182. Oppermann, O., Oorkondenkritiek zooals ze niet zijn moet. 26 (1917—'18), 144—147. Brandt, C. D, J„ Een bijdrage tot de kennis der privaatoorkonde. 31 (1923—'24), 19—26. Graswinckel, D. P. M., Schepenkist-oor- konden. 37 (1929—30), 53—63. Joosting, J. G. C., Verschil in tijd tus schen de uitvaardiging eener oorkonde en de daarin vermelde handeling. 13 (1904—05), 93—98. Tenhaeff, N. B., Diplomatische studiën over Utrechtsche oorkonden der Xe tot Xlle eeuw. Bespr. door J. G. C. Joosting. 22 (1913— 14), 166—169. Schoengen, M. A. J., De oorkonden uit het archief van het Fraterhuis te Zwolle. 15 (1906—'07), 12—42. Brandt, C. D. J., Bisschop Godfrieds testament en een charter voor St. Maarten te Emmerik. 41 (1933—34), 173—182. Brandt, C. D. J., Een gewichtige oor konde voor de geschiedenis van de stad Utrecht. [Charter van bisschop Godebold 1127.] 41 (1933—34), 76—81. Oppermann, O,, De onechtheid van bis schop Godebold's oorkonde van 1127. Met een naschrift van C. D. J. Brandt. 41 (1933—34), 182—193. Oppermann, O., Bella diplomatica Brand- tiana und kein Ende. 41 (1933—34), 254—260. Oppermann, O., De onechtheid der oor konden van graaf Balderik voor St. Maarten te Zyfflich. 24 (1915— 16), 49—53. Oppermann, O., Over de verhouding der Annales Rodenses tot de vervalschte oorkonden uit Kloosterrade. 31 (1923—24), 97—99. Brandt, C. D. J., Een oorkonde van den Roomsch-koning Willem van Holland voor het klooster Egmond. 29 (1920—22), 41—45.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1938 | | pagina 34