90
91
financiën voor, dat hierbij eenige geleidelijkheid betracht wordt. De ondergeteekende
stelt zich dan ook voor, het inloopen van den achterstand bij de personeelsbezetting
van den Rijksarchiefdienst over twee of drie jaren te verdeelen.
Het toezicht op de departementale archieven berust in laatste instantie bij de
hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur. Er zou wellicht iets voor te
zeggen zijn, daarbij den Rijksarchiefdienst in te schakelen. Daarvoor zou dan evenwel
versterking van dien dienst noodig zijn en zelfs in vrij aanzienlijke mate. Want die
inschakeling zou dan niet beperkt dienen te blijven tot de departementale archieven
in engeren zin, maar zich ook moeten uitstrekken tot allerlei andere Rijksarchieven.
Het komt den ondergeteekende voor, dat het thans niet het juiste oogenblik is om
een dergelijke uitbreiding te overwegen. Voorshands zal slechts gestreefd kunnen
worden naar geleidelijk herstel van de bezetting op het peil van voor den crisistijd.
len slotte wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om een vergissing te
herstellen. Zooals uit den uitgewerkten en toelichtenden staat kan blijken, zijn gelden
aangevraagd om een commies te bevorderen tot hoofdcommies. In de Memorie van
I oelichting is verzuimd daarvan mededeeling te doen. Het ligt in de bedoeling, dat
deze bevordering op 1 |uni 1938 ingaat.
In de vergadering van 22 December 1937 voert de heer MOLLER als volgt het
woord
Mijnheer de Voorzitter! Ik ben wat de archivarissen betreft, in het geheel niet
bevredigd door het antwoord van den Minister, op beide punten niet: de belangen
van het personeel en de bewaring van de archieven aan de departementen.
De Minister zegt, dat de archivaris posten nog altijd vacant zijn. Dat is formeel
juist, maar practisch niet. Die archivaris posten zijn vervuld. De volledige taak van
Rijksarchivarissen wordt volbracht door de chartermeesters. In werkelijkheid waren er
vacatures van chartermeesters, behalve in Maastricht. Wij hebben dus jaren lang
gewerkt met vacatures in dien meer ondergeschikten rang.
In verband met het toezicht op de Rijksarchieven, dat hoog noodig is bij de
Departementen en enkele andere administraties, zou ik zeggen: de Minister heeft geen
nieuw personeel noodig om daarvoor behoorlijk te zorgen, maar laat hij de vacatures
aanvullen, formeel of werkelijk, dat doet er niet toe, zoodat wij chartermeesters en
Rijksarchivarissen krijgen. Wij krijgen dan 5 ambtenaren meer.
Dit moet dan spoedig gebeuren, want ik weet, dat verschillende voorname
archieven al gedeeltelijk voorgoed geschonden zijn, omdat er geen behoorlijke
controle is.
Dit schenden gebeurt op twee manieren. Op de eerste plaats vernietigt men
verschillende deelen van die archieven om het oude papier maar kwijt te raken,
zonder vakkennis, dus zonder behoorlijke onderscheiding. En ten tweede:
De bewaarplaatsen zijn dikwijls zeer slecht en vochtig en zoo worden vele
stukken van werkelijke waarde met den ondergang bedreigd. Nu is het natuurlijk
niet noodig buiten de vervulling der vacatures nieuwe ambtenaren aan te stellen; het
eenig noodige is controle van hoofdambtenaren van het Rijksarchief. Dan zal de
toestand voldoende verbeteren. Men heeft er bij de bedoelde administraties geen
begrip van, welke bewaarplaatsen voor archief in aanmerking komen en welke niet,
en welke stukken moeten worden behouden en welke gereedelijk kunnen verdwijnen.
Ik heb er reeds op gewezen, dat alle archivaris posten feitelijk, wat de werkzaam
heden betreft, volledig bezet zijn en de taak volkomen wordt vervuld. Maar hier
krijgen we een soort navolging van de kweekelingen met akteDe chartermeesters
moeten al het werk doen en dragen geheel dezelfde verantwoordelijkheid als Rijks
archivarissen. Maar de bezoldiging, aan dat ambt verbonden, ontvangen zij niet;
hier blijven zij b.v. chartermeester met een bijslag van een paar honderd gulden.
Waar d eze ambtenaren hetzelfde werk vervullen en dezelfde verantwoordelijkheid
dragen als de Rijksarchivarissen, vraag ik mij af, of de Minister rechtvaardig kan
vinden, dat zij dan een bezoldiging krijgen van een lageren rang, met een kleine
verhooging?
De heer SLOTEMAKER DE BrUïNE, Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappenMijnheer de Voorzitter! Als ik den geachten afgevaardigde goed heb
begrepen, redeneert hij aldus: vervul toch de vacatures, die gij tot nu toe onvervuld
hebt gelaten. Dat beteekent: beschik over salarisposten, waarover gij eenigen tijd
lang niet beschikt hebt, zoodat in feite de uitgaven toch meer worden. Hij heeft
daarbij de vraag gesteld, of het rechtvaardig is, dat deze menschen voor een niet
vol salaris vol werk doen. Daarop antwoord ik: onrechtvaardig vindt ik het niet,
ongewenscht wel. Deze personep verdienen de zeer groote waardeering van ons
volk, wanneer zij bereid zijn, dit verantwoordelijke werk te verrichten voor een salaris,
dat daarvoor te weinig is. De heele zaak komt weer neer op de questie, of de
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bezuinigen moet, ja dan neen.
Feitelijk wil de geachte afgevaardigde precies hetzelfde wat ik wil, maar meent hij
eerder dan ik, dat wij over het daarvoor noodige geld kunnen beschikken.
De heer MOLLER repliceert aldus: Mijnheer de Voorzitter: Ik ben het niet eens
met den Minister, dat de beperkte bezoldiging der plaatsvervangende Rijksarchivarissen
wel ongewenscht, maar toch rechtvaardig is.
Deze plaatsvervangende archivarissen ontvangen het salaris, verbonden aan een
lageren rang met een zekeren bijslag. Zij hebben het volledige werk en de volle
verantwoordelijkheid; van hen wordt precies hetzelfde geeischt als van de werkelijke
Rijksarchivarissen, en dan kan de Minister zich er niet van afmaken met de bewering,
dat het toch rechtvaardig is. Want nu profiteert de Minister van twee soorten vaca
tures, hij betaalt geen chartermeester, dat is één, en ten tweede hij betaalt de Rijks
archivarissen te laag. Op die manier kan men tot een zeer eigenaardige bezuiniging
komen.
Ik zou toch wel eens willen weten of men dat op ander gebied, welk ook, dat
evenzoo maar kan doen. Ik kan mij daarmee niet vereenigen. Een dergelijke post,
die toch niet zooveel behoeft te kosten en die dienen moet om den menschen ten
minste te geven wat hun toekomt, volgens hun werk, kan aan een redelijke bezui
niging toch geen afbreuk doen.
Ik herhaal, de vervulling van de werkelijke vacatures van chartermeester is hoog
noodig, omdat het hier gaat om een kostbaar stuk archief niet alleen van cultureele,
maar ook van zakelijk administratieve waarde; wij hebben het al ondervonden aan het
een of ander departement, dat men zakelijk voor groote moeilijkheden stond, omdat
het archief niet in orde was en bepaalde stukken verdwenen waren. Dan is werkelijk
voor zulk cultureel en zakelijk belang een zoo kleine post van eenige duizenden
guldens, want heel veel meer is het toch niet, niet een post, die te veel gewicht in
de schaal legt; de Minister kan toch niet zeggen, dat hij daar 3 of 4 jaar over moet
doen, anders brengt hij zijn bezuiniging in de war.
De Minister dupliceert:De opmerking, dat het maar gaat over een
kleine som, kan mij niet overtuigen van ongelijk. Bezuinigingswerk is een werk,
waarbij men zelden millioenen kan aantasten en het bijna altijd met kleine sommen
moet doen.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 140 zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.