60
Bij dezen stand van zaken is het een verblijdend verschijnsel,
dat de Rijksarchiefdepóts voor de archieven van dit soort zonder
beperking openstaan, indien de eigenaren van de verantwoording
eener goede bewaring wenschen te worden ontheven. Dit feit
trouwens is niet nieuw; reeds de Rijks-Archivaris Bakhuizen van den
Brink heeft zich in het algemeen bereid verklaard, „hem toegezonden
wordende oude locale archieven van voor 1795 waaronder zeker
toch wel deze te onderzoeken en in genoemd archief het Rijks
archief te deponeren of met opgave van de stukken, welker
bewaring belangrijk wordt geacht, aan de inzenders terug te zenden
De Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, dit feit
bij circulaire van 13 Aug. 1856 A no. 7280, 1ste afd., bekend makende,
„vleide zich, dat hierdoor zou worden voorkomen de vernietiging
van belangrijke stukken, welker waarde door de bezitters niet werd
gekend en gewaardeerd". Eenigen tijd geleden is een nadere regeling
vastgesteld, waaruit o.m. voortvloeit, dat archivalia als de hier be
doelde op daartoe strekkend verzoek steeds in de Rijksarchiefdepóts
opgenomen zullen worden, om van een goede verzorging voortaan
verzekerd te zijn.
Aan het einde van deze beschouwingen past een woord van
erkentelijkheid aan het adres van hen, die gewichtige archieven, door
hunne rechtsvoorgangers als bezitters van heerlijke rechten gevormd,
tot op den huidigen dag in zulk een goeden staat hebben over
geleverd. Daarbij sluit zich aan het vertrouwen, dat latere geslachten
hierin niet bij de vroegere ten achter zullen staan.
Zwolle, Juni 1937. 5. J. FOCKEMA ANDRE/E.
Boekbespreking.
Onze Heilige Geesthuizen, eens instellingen voor algemeene
barmhartigheid, hebben zich in den loop der tijden in de diverse
steden op verschillende gebieden van armenzorg gespecialiseerd in
Rotterdam is het een tehuis voor oude mannen geworden, in Delft
een weeshuis. Zelfs de naam herinnert in Delft niet meer aan de
oorspronkelijke bestemmingde instelling heet sedert de vorige eeuw
„Weeshuis der Gereformeerden binnen Delft".
De geleidelijke decentralisatie van het armwezen, die de Heilige
Geestmeesters uitsluitend tot regenten van het weeshuis maakte,
nadat de zorg voor huiszittende armen en krankzinnigen aan andere
instanties was opgedragen, werd 15 Maart 1677 reglementair vast
gelegd. Over den ouden toestand zal hoogstens nog iets te vinden
zijn in de rekeningen, die vanaf 1574 bewaard zijn. Ook het oudste
der kinderboeken, die een welkom hulpmiddel voor genealogen kunnen
zijn, bevat laat 16de-eeuwsche gegevens. De resolutieboeken beginnen
eerst in 1676, één jaar voor de invoering van het nieuwe reglement.
De uitvoerige en met zorg bewerkte inventaris verraadt op ver
schillende punten, dat hij niet door een professional is samengesteld.
Toch heeft de heer Breedveld een zeer overzichtelijke en bruikbare
beschrijving van het onder hem berustende archief gegeven, al zal
men zich misschien wel eens afvragen, waarom tal van stukken, die
nu onder de rubriek „diversen" zijn beschreven, niet naar de vooraf
gaande afdeelingen zijn overgebracht. Voorts is het jammer, dat de
bewerker zich niet aan de gebruikelijke beschrijvingsmethoden heeft
gehouden, b.v. aan de headline met samenvatting der nummers bij
de beschrijving van een serie en aan de mededeeling omtrent den
vorm der archivalia, deel, omslag, enz. Het is immers gewenscht,
dat bij het bewerken van inventarissen de grootst mogelijke unifor
miteit wordt betracht. Tenslotte heb ik ook bezwaar tegen de splitsing
in twee chronologische hoofdafdeelingen, één van vóór en één van
na 1921, zonder verklaring van den bewerker, welke belangrijke ver
andering in de inrichting van het bestuur deze splitsing motiveert.
De reden van deze splitsing was mij dan ook een raadsel, totdat ik
op een der laatste bladzijden ontdekte, dat de heer Breedveld in 1921
als rentmeester werd aangesteld. Hij heeft dus het archief, dat hij
aanwezig vond, in de eerste, en het archief, dat hij vormde, in de
tweede afdeeling beschreven.
Er is zeer zeker reden tot juichen, wanneer inventarissen van
privaatrechterlijke archieven, die nog onder de eigenaren berusten, in
druk verschijnen. Men mag echter aan zulk een gedrukten inventaris
dan ook hoogere eischen stellen dan aan een beschrijving voor eigen
gebruik. Het verdient de voorkeur om het inventariseeren dan op te
dragen aan iemand, die speciaal voor dergelijk werk is opgeleid.
Wanneer dit niet mogelijk is, doet de amateur-bewerker goed het
advies van een deskundige in te winnen, voordat hij zijn werk ter
perse zendt. Met enkele „tips" van bevoegde zijde had de heer
Breedveld deze nu reeds zeer verdienstelijke beschrijving om kunnen
werken tot een inventaris, die de vergelijking met eerste klas vak
werk glansrijk had kunnen doorstaan.
A. C. KERSBERGEN.
J. J. Breedveld. Inventaris van het Archief van het Weeshuis der
Gereformeerden binnen Delft" te Dellt in opdracht van regenten, door
Dr. A. C. Kersbergen.
61