54
archieven, die nog onder de hoede hunner particuliere eigenaren zijn,
vindt men enkele van de belangrijkste.
Hoeveel van hetgeen eertijds bestond verloren zou zijn gegaan,
kunnen we bezwaarlijk zeggen. Wel echter blijkt het o.i., dat een
dorpsheer als zoodanig niet noodwendig een archief behoefde te
vormen en dat het dus niet zeker is, dat een „ambachtsheerlijk archief"
van elk der heerlijkheden heeft bestaan. Het aanleggen en bijhouden
van archieven was den heeren nergens voorgeschreven; slechts indien
van de heerlijkheid als leen achterleenen werden gehouden, was onze
leenman/achterleenheer verplicht, zijne akten van verlij en andere
stukken betreffende mutaties dier leenen te doen protocoleeren.
Zijn belang gebood den ambachtsheer voorts, de aankomsttitels
zijner bezittingen, inclusief heerlijke rechten, te bewaren: maar de
uitoefening dezer rechten kon hij, des verkiezend, wel bijna zonder
archief af, de financieele zijde ervan verwerkend in zijn gewone
kasboekhouding. Naar den aard der onderscheidene heeren kan men
hier groote verschillen opmerken. De baljuwen van Rijnland, het recht
der Grafelijkheid waarnemende ten aanzien van de in 's Graven boezem
verbleven heerlijkheden, hebben als zoodanig geen eigenlijke archieven
gevormd; vindt men enkele desbetreffende bijzonderheden in de
protocollen van het baljuwschap, als bij toeval zijn enkele stukken,
uit deze verrichtingen voortgekomen, onder de erven van sommige
baljuwen verblijven en thans o.m. in het huisarchief van het kasteel
Duivenvoorde te vinden. Weinig beduidend zijn ook de archieven van
hen, die in en omstreeks 1722 uit 's Graven boezem ambachtsheer
lijkheden verkregen. Onze beste en volledigste archieven anderzijds
blijken te zijn gevormd door de edelen, die van geslacht op geslacht
kasteelen in of nabij hunne dorpen bewoonden, en door de organen
van rechtspersonen, die vanuit hunne openbare gebouwen (raadhuizen
etc.) de door die lichamen bezeten heerlijkheden bestuurden. In de
veilige hoede van kasteel, rentmeestershuis of stadhuis zijn de archieven
ook het best bewaard, voorzoover zij niet bij verkoop aan latere
verkrijgers zijn overgegaan.
Wat vinden we nu in deze verzamelingen? We laten ter zijde
de „portefeuilles losse stukken" zonder verdere pretentie, om onze
aandacht voornamelijk op de meer omvangrijke complexen te richten.
En dan zien we vooreerst, bij de voornaamste voorbeelden, bestand-
deelen van algemeenen inhoudbanden, registers of series, waarin
de akten, de heerlijkheid (in subjectieven zin) en de functies van
den heer betreffende, in systematische of vaker chronologische
orde zijn verzameld. Hieronder of hiernaast: de aankomsttitels, leen-
55
akten, akten van overdracht met toebehooren. Protocollen van de
handelingen van den heer als zoodanig vindt men sporadisch, bij zeer
systematisch aangelegde administraties. Vaker zijn de stukken lokets-
gewijs bijeen gehouden, waarin de oude orde nog duidelijk blijkt,
zooals b.v. bij Katwijk en Warmond. Men vindt dan stukken betreffende
de uitoefening van het bestuur, de rechtspraak, de wetgeving, de
politiezorg en de benoeming van functionarissen; de uitoefening van
bedrijven en neringen; de waterschapsbesturen en de vervening; de
inning der landsbelastingenhet toezicht op en het gezag in het
beheer der kerkgoederen, het beroep van den predikant en de
benoeming van den koster-schoolmeester, het toezicht op beheer en
functioneering van andere instellingen van kerkelijken en socialen
aard. Het komt voor (te Wassenaar, te Noordwijk, te Rijnsburg, te
Warmond), dat de heer door den souverein daartoe gemachtigd
in den hervormingstijd de kerkelijke en liefdadige stichtingen tijdelijk
geheel onder zijn beheer heeft genomen en oude archieven dier
instellingen onder zich gehouden heeft. Zoo ook ziet men, dat sommige
heeren vele archiefstukken, uit de handelingen der plaatselijke auto
riteiten voortgekomen, onder hunne bewaring hebben verkregen en
gehouden. Wij zouden aarzelen, dit als een te herstellen dwaling
aan te merken. Meermalen toch blijkt deze toestand onder het
ancien régime opzettelijk in het leven te zijn geroepen. De heer kon
als het voornaamste orgaan der heerlijkheid beschouwd worden en
in vele gevallen was hij zeker het element met de sterkste continuiteit.
Het is niet vreemd, dat zoowel hijzelf als anderen stukken van
blijvend belang het liefst onder zijn hoede hebben gelaten.
Hervatten wij onze afgebroken opsomming; zij is nog lang niet
gereed. We hebben genoemd de stukken, voortgekomen uit de zuiver
publiekrechterlijke attributen, de eigenlijke heerlijke rechten. De on
eigenlijke heerlijke rechten, de monopolies hetzij hoofdzakelijk of
mede ten publieken nutte (windrecht, veerrecht), hetzij uitsluitend
voor 's heeren voordeel en genoegen (jacht, visscherij, vogelarij)
gaven eveneens aanleiding tot de vorming van even zoovele groepen
van bescheiden. En eindelijk de met de heerlijkheid verknochte bijzondere
zaken: het kasteel, de leenkamer (met zijn protocollen, boven reeds
gemeld), de diverse eigendommen om van de soms onvermijdelijke
rubriek der „Varia" te zwijgen.
Is nu een verzameling stukken, uit de bemoeiingen met al deze
belangen voortgekomen, aan te merken als een organisch geheel?
Ons onderzoek geeft ons het recht, hierop voor de volledig ontwik
kelde specimina bevestigend te antwoorden. Inderdaad zijn deze
complexen naar binnen en naar buiten volkomen bepaald en begrensd.