22
schrijver geroemd, maar ook wegens zijn streven om de familie
geschiedenis steeds in het kader van de algemeene geschiedenis te
bestudeeren.
Obreen was de dienstvaardigheid en de beminnelijkheid in persoon.
Nooit heb ik iemand gekend, die zich zooveel moeite kon geven als
hij, om iemand te helpen, hetzij bij een historische opzoeking, hetzij
in het gewone leven. Zijn hoedanigheden als mensch stonden even
hoog als zijn hoedanigheden als geleerde. In Noord en Zuid hebben
velen met een diepe, oprechte smart het nieuws vernomen van zijn
heengaan.
F. L. Ganshof.
Nieuwe Gemeentearchieven.
Het is lang geleden, dat een enkele rune, met boosaardige
bedoelingen door een vijand gesneden, onzen oud-germaanschen
voorvader slapelooze nachten bezorgde.
Hoe ver voelt de menschheid van heden zich verheven boven
dien angst voor de magische kracht van het schrift. Maar zij is het
niet. Tenminste, wij archivisten zijn het niet. Doch het is niet meer
een enkel teeken, dat ons bezorgd en onrustig maakt; het is de
stroom van millioenen en millioenen haastig gepende en getypte
letters, de stroom, die dagelijks wast en aanzwelt en waartegen wij
ons even machteloos weten als onze voorvaders zich voelden tegen
de bovennatuurlijke kracht van de rune, die een sneeuwstorm ont
ketende of hen in liefde deed ontbranden.
Het is onrust en bezorgdheid over de nieuwe archieven, die doet
verlangen naar een nieuw geluid, geen onvoldaanheid over vervulde
wenschen noch vrees voor een tekort aan arbeidsveld voor onze
werkkracht en studielust. De huidige regeling van het oud-archief
wezen houdt alle mogelijkheden tot vervolmaking in zich, doch vol
maakt zal nog niemand het durven noemen. Maar de oude archieven
zijn tenminste binnengeloodst in veilige havens, hen kan niets meer
overkomen. Tegenover het gewicht van deze berging schijnt de verdere
verzorging, hoe noodzakelijk ook, van secondaire beteekenis te zijn.
Is het daarom wonder, dat er na een periode van tevredenheid over
alles wat reeds bereikt werd, een oogenblik aanbreekt, waarop wij
niet langer vrede hebben met inventariseeren en indiceeren, wetende,
dat er momenteel gewichtiger werk te doen valt?
Wij voelen ons krachtens ons ambt aansprakelijk voor alle
archieven, onverschillig onder welke instantie zij berusten, ook al
mogen wij ze volgens de letter der wet met geen vinger aanraken.
23
Wij voelen ons de geroepenen, om den ongebreidelden stroom van
nieuwe archieven op te vangen, te kanaliseeren en te leiden,
ja, waarheen?
Naar de bestaande rijks- en gemeentedepóts, nadat deze zijn
uitgebreid met ruimte en personeel? Tot voor korten tijd scheen
geen ander antwoord op deze vraag denkbaar. Men moet er eindelijk
van overtuigd raken, dat onze rijksarchiefbewaarplaatsen in steeds
grooter aantal zullen moeten bergen de meest blijvende en waarde
volle kernen van de geheele Rijksadministratie, schreef Dr. Panhuysen
in 1935 Maar in de zelfde aflevering van het Archievenblad
twijfelde Dr. Martens aan de juistheid van deze uitspraak: is onze
Rijksarchiefdienst wel berekend voor deze taak?2)
Het heeft nog twee jaar geduurd, eer iemand de gevolgen van
een ontkenning aandurfde. Dr. Moll heeft echter in de laatste aflevering
van het Archievenblad onmiddellijk de eenig mogelijke consequentie
van zijn negatief antwoord aanvaard. Wanneer noch de betrokken
administraties, noch de bestaande bewaarplaatsen de nieuwe archieven
kunnen of willen bergen en verzorgen, dan moet er een derde instantie
in het leven worden geroepen, die dat wel kandan moet er een
zelfstandige nieuw-archiefdienst worden ingesteld.
Er zullen dus voorloopig twee antwoorden mogelijk zijn op de
vraag: waarheen met de nieuwe archieven? Wij staan voor de keuze
tusschen twee wegen, die wij voor hen kunnen banen: naar den
bestaanden of naar een nieuwen dienst. Want aan welken van deze
diensten men ook de voorkeur geeft, de weg erheen zal voor de
nieuwe archieven eerst geëffend moeten worden. In beide gevallen
zullen rijk en gemeente moeten bouwen en meer personeel aanstellen.
Komt een nieuwe archieforganisatie tot stand, dan zal inderdaad,
zooals Dr. Moll zegt, het ruimtegebrek, thans periodiek optredend
in de depóts der oude archieven, tot het verleden behooren, maar
het zal zich na verloop van tijd even periodiek doen gevoelen in
de depóts van den nieuwen dienst. Finantieele voordeelen zijn er
aan een scheiding tusschen oude en nieuwe archieven stellig niet
verbonden, integendeel, continuatie van den bestaanden dienst zal
allicht goedkooper uitkomen. Heeft men het samenvoegen van ver
schillende diensten tot één centralen in de crisisjaren juist niet als
bezuinigingsmaatregel doorgevoerd 3) Maar daar er tenslotte even
Nederl. Archievenblad 42ste jg„ 111—112.
2) ld., blz. 109.
3) De gemeenteraad van Rotterdam ging b.v. in zi|n vergadering van 6 Mei
1936 als bezuinigingsmaatregel over tot samenvoeging van de diensten Gemeente
werken, Bouwpolitie, Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling tot een centralen Gemeente
lijken Technischen Dienst.