20 zich de laatste jaren vóór zijn dood van alle buitenambtelijke kwesties verre gehouden. Niet alleen zijn karakter, ook zijn kwaal heeft hem hiertoe gedreven. Stil en vereenzaamd is rector Blonden gestorven, bijna onopge merkt voor de velen, die hem eens om raad en richting kwamen vragen in het Archief aan het Vrijthof. Zijn verdiensten mogen echter niet vergeten worden. Hij ruste in vrede! A. KESSEN. IN MEMORIAM HENRI OBREEN. Henri Obreen, geboren te Leiden op 12 Juli 1878, overleden te Diest (België) op 22 Oogst 1937, was een eigenaardige figuur in het milieu van onze historici. Men heeft van hem terecht gezegd dat h>| de verbindingsagent bij uitstek is geweest tusschen de Noord-Neder- landsche en de Belgische historici. Daartoe was hij, meer dan wie ook, geëigend. Hij had eerst te Leiden, bij Blok, gestudeerd en vervolgens bij Pirenne te Gent, waar hij in 1905 promoveerde op een dissertatie, die in 1909, aangevuld en omgewerkt, verscheen onder den titel Floris V, graaf van Holland en Zeeland en heer van Friesland. Sedert lange jaren in België gevestigd - te Brussel, waar hij in het huwelijk trad, en later te Westerloo - onderhield hij nochthans regelmatige betrekkingen met de geschiedkundigen uit zijn Vaderland. Tot zijn groote vreugde, had hij zelfs in de laatste jaren van zijn leven een reeks vereerende opdrachten van wetenschappelijken aard uit Nederland ontvangen. De voornaamste was ongetwijfeld de voor bereiding van het nieuw oorkondenboek van Holland en Zeeland, waarmede hij, onder leiding van Professor Gosses gelast werd door de Akademie der Wetenschappen te Amsterdam. Laat ons hiernevens nog vermelden de publicatie van een „corpus" van zegels .en, in samenwerking met Dr. Enklaar, het bezorgen van een oorkondenboek voor Noord-Brabant. Van het nieuw Hollandsch en Zeeuwsch oorkonden boek had Obreen nog de voldoening een week voor zijn dood de eerste afleveringen aan zijn vakgenooten te mogen voorleggen. Ook in België heeft Obreen aan belangrijke wetenschappelijke ondernemingen medegewerkt. Met H. van der Linden gaf hij in 1910 een prachtig Album historique de la Belgique uit en toen wijlen Prof. Pirenne de derde uitgave heeft willen bezorgen der Bibhographie de l'histoire de Belgique - die tot op 't einde der XVIe eeuw geheel 21 de Nederlanden behandelt deed hij op Obreen beroep om het Noord-Nederlandsch gedeelte te bewerkenaldus staat terecht op het titelblad der uitgave van 1931, de naam van Obreen vermeld nevens de namen van zijn leermeester en van zijn Belgischen vriend Nowé. Daarbuiten heeft Obreen een talrijke reeks historische bijdragen de wereld ingezonden. In de allereerste plaats bronnen publicaties itineraria2), aanteekeningen over belangrijke archieffondsen 3). Gewoonlijk zijn ze van belang én voor het Noorden én voor het Zuidende belangstelling van Orreen gold de Nederlanden van vóór de scheiding. Obreen bleef echter niet bij wat, hoe belangrijk ook, toch slechts het voorbereidend historisch werk is. Constructief werk presteerde hij ook. Zeeland heeft hij met een bijzondere voorliefde bestudeerd het Zeeuwsche dijkrecht, de Zeeuwsche tollen, de keuren van Middel burg, de kerkelijke grenzen in de Zeeuwsche wateren 4). Zijn laatst verschenen studie was een bijzonder flink onderzoek naar den oorsprong van de Praemonstratensersabdij te Middelburg 5). Op één gebied was hij een slechts door weinigen geëvenaarde meester: de genealogie. Zijn opzoekingen over de heeren van Teylinoen en van Brederode, over het geslacht van Borselen, over de heeren van Voorne, over de heeren van Putten en van Striien, over Mr. Gerard van Leijden, over heer Simon van Benthem, alles in De Neder/andsche Leeuw6) gepubliceerd, mogen voor modellen gehouden worden. Aan de Zuylen's besteedde hij een uitstekende monografie waarvan slechts het eerste deel als luxe editie het daglicht heeft gezien 7). De genealogische bijdragen van Obreen dienen niet slechts wegens de wetenschappelijke nauwgezetheid van den O.m. ziin Onuitgegeven oorkonden uit de 13e eeuw betreffende Zeeland Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deelen 47, 49 en 50).) 2) O.m. zijn Itinerarium van /an van Avesnes, graaf van Henegouwen, van Holland en van Zeeland en heer van Friesland. (Ibid., d. 47). 3) Beschrijving eener verzameling charters, afkomstig van het geslacht van Borselen, tak der heeren van Brigdamme, nu bewaard in het Algemeen Rijksarchief in België te Brussel, Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven, 1926). 4) De bedijking der Hincline op Zuid-Beveland Tijdschrift voor Rechts geschiedenis, d. 11); Stukken betreffende de tolvrijheid der Stad Dordrecht te Nieuwervaart (Ibid., d. 12); De vermeende onechtheid van het Middelburgsche Stadsrecht van 1254 (Ibid., d. 13); Quel fut au moyen age Ie tracé exact des limites entre les diocèses de Liége et d'Utrecht dans les lies des embouchures de l'Escaut et de la Meuse (Mélanges d'histoire off erts a Henri PirenneBrussel, 1926). 5) De oorsprong der Middelburgsche abdij, (Etudes d'histoire dédieés a la mémoire de Henri Pirenne; Brussel, 1937). Vgl. een andere studie van OBREEN over een Praemonstratensersabdij: Koningsveld (Campus Regis) bij Delft, Analecta Praemonstratensia, d. 11 en 12). 6) In 1926, 1928, 1933, 1936. 7) La maison de Zuylen dans l'histoire des Pays-Bas, d. I, (Fongerloo, 1933).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 16