14 genealogische informatiebureaux), maar moeten wij het van die popu lariteit hebben? Nu stelt het Bureau voor Historische Demografie onder de leiding van den heer Van Fenema zich ten doel, de bezwaren, die ik op het oog heb, te ondervangen door in de plaats van de oorspronkelijke registers van doop, trouw en begraven een volledige, door klappers toegankelijk gemaakte, verzameling afschriften ter beschikking van het publiek te stellen. Men hoopt althans, zoo ver te zullen komen. Het is een grootsch opgezette onderneming, waarvan de bedoeling voortreffelijk is, maar wij kunnen haar toch niet van harte toejuichen. Gezien de uitkomsten, die tot dusverre verkregen zijn, moet het aan ieder, die eenigermate thuis is in deze materie, duidelijk zijn, dat het Bureau over honderd jaar nog ver verwijderd zal zijn van den eindpaal, waarnaar het streeft. Inmiddels zullen enkele archivarissen al wel eenig nut gehad kunnen hebben van het werk, maar de vol ledige ficheering van het materiaal zal, althans indien de bezetting van het Bureau niet zeer belangrijk uitgebreid kan worden, nog eenige menschenlevens op zich laten wachten. Vele boeken zullen onleesbaar zijn geworden vóór het Bureau er aan toe zal zijn gekomen. Daarbij laten wij dan nog in het midden de vraag, of men in staat zal zijn, de inschrijvingen in de doop- en trouwboeken enz. zoo onberispelijk te ficheeren, dat de orgineelen er door overbodig worden. Wij zijn het Departement van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen erkentelijk voor de nuttige voorschriften betreffende onder zoekingen voor particulieren, die enkele jaren geleden voor de rijks archieven zijn gegeven, Vooral met het oog op de zeer talrijke onderzoekingen van genealogischen aard, waarbij de Staat geen belang heeft, is het goed, dat nu vaststaat, dat particulieren niet over de werkkracht van de rijksarchiefambtenaren mogen beschikken. In het belang van de gemeenschap in haar geheel zal echter ook in een ander opzicht de groote vrijheid, die iedereen op onze Archieven geniet, eenigermate beperkt moeten worden. Ik bedoel dit, dat het overweging verdient om, in navolging van andere landen, het raad plegen van de retroacta van den burgerlijken stand en van de registers van den burgerlijken stand zelf op de rijksarchieven en de gemeente archieven, waar het Rijk ze heeft gedeponeerd, niet meer kosteloos toe te staan. Voor het behoud van de boeken zal het op den duur (en niet eens op den langen duur) noodzakelijk blijken, dat ze niet alleen blijven ter plaatse, waar ze zijn, maar ook, dat er niet dagelijks door het publiek in gebladerd wordt. Het wil mij voorkomen, dat onze vereeniging, die in het verleden een groot aandeel heeft genomen in het organiseeren van het Neder- 15 landsche archiefwezen zooals wij het kennen, nog steeds geroepen is, met dat werk voort te gaan telkens wanneer zich de gelegenheid daartoe voordoet, maar dat wij goed doen door bij dat werk te bedenken, dat de bakens verzet moeten worden wanneer het getij verloopt. Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren. Verslag van de twintigste afdeelingsvergadering, gehouden den 11 den September 1937 in restaurant Riche te Groningen. Bij de opening der vergadering zijn 13 gewone leden en 1 lid der Vereeniging van Archivarissen, gebruik makend van de bevoegd heid, hem verleend volgens art. 3 van het Huishoudelijk Reglement, aanwezig. Halverwege de vergadering treedt nog een gewoon lid binnen. De voorzitter heet de leden welkom en herdenkt de 2 overleden leden, de oud-Rijksarchivarissen Waller Zeper en Schoengen. Spreker deelt mede, dat de afdeeling het afgeloopen jaar geen actie heeft kunnen voeren, al is er in 't algemeen op het terrein der materieele ambtenaarsbelangen nog heel wat te verbeteren, wat met een voorbeeld van het practisch resultaat der laatste salaris kortingen wordt geïllustreerd. Betreffende het instituut der waarnemende Rijksarchivarissen kan de voorzitter de verblijdende mededeeling doen, dat de hoop bestaat, dat binnen afzienbaren tijd 2 Rijksarchivarissen benoemd zullen worden. Daarnaast blijft bestaan de onvoldoende personeelsbezetting aan meer dan één Rijksarchief. Het is te hopen, dat daar spoedig verbetering in komt. Voorzitter eindigt zijn verslag met te wijzen op het bestaans recht van de afdeeling. Hij hoopt dan ook, dat er geen besprekingen gevoerd of voorstellen gedaan zullen worden om tot opheffing te geraken. De penningmeesteres verklaart in haar verslag, dat de kas in zoodanigen goeden toestand verkeert, dat niet om de gebruikelijke subsidie aan de Vereeniging behoefde gevraagd te worden. Het batig saldo, dat in het vorig dienstjaar f 66.80 bedroeg, is nu f 76.20 groot. Bij de bestuursverkiezing wordt Dr. A. L. Heerma van Voss her kozen, terwijl in de plaats van de 2 andere aftredende bestuursleden, die niet herkiesbaar zijn, gekozen worden Mej. Dr. Felix en de heer Bonder. Daar genoemde leden niet in de vergadering aanwezig zijn,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 13