van Limburg een ambtenaar, in het bezit van een 2e klasse archief-
diploma, hebben toegevoegd aan de provinciale archiefinspectie.
Dr. H. P. Coster brengt den scheidenden voorzitter dank voor
de nauwgezette behartiging van de belangen der Vereeniging.
De voorzitter sluit te 1 uur de vergadering.
Na afloop van de vergadering gebruikten de leden in Restaurant
Riche den koffiemaaltijd. Vervolgens begaven zij zich in twee auto
bussen naar Uithuizen, waar zij onder leiding van Dr. H. P. Coster
Menkemaborg bezichtigden. Tenslotte vereenigde zich het gezelschap
aan den gemeenschappelijken maaltijd, welke eveneens in Restaurant
Riche is gehouden.
Toespraak van den Voorzitter.
Dames en Heeren.
Het eerste en waarschijnlijk eenige verslag, dat ik als voorzitter
in Uwe vergadering uitbreng ingevolge het reglement onzer vereeniging,
wil ik aanvangen met U te herinneren aan een medelid en een oud
medelid, die ons door den dood ontvallen zijn: Dr. S. A. Waller
Zeper, oud-rijksarchivaris in Friesland, en Dr. M. Schoengen, oud-
rijksarchivaris in Overijsel. Beiden zijn in ons blad uitvoerig herdacht.
Ik wil hier volstaan met er aan te herinneren, dat de een zoowel
als de ander een bijzondere liefde koesterde voor het gewest, waarin
hij werkzaam was, en dat de toewijding, waarmee zij hun arbeid
verricht hebben, dienovereenkomstig is geweest.
Het ledental onzer vereeniging is van 116 tot 119 gestegen.
Toegetreden zijn: Mejuffrouw F. A. le Poole, archivaris van de classis
Leiden der Ned. Herv. Kerk, de Heer j. P. van der Weele, schrijver
aan het gemeentearchief te Rotterdam, Mejuffrouw M. M. Hoogenraad
te Deventer, de Heer M. H. A. I. Schrammen, hoofd van het Bureau
der Provinciale Griffie in Limburg, Mejuffrouw W. A. H. Crol te
Rotterdam en de Heer Drs. A. van der Poest Clement te Poortugaal.
De Heeren P. A. A. M. Wubbe en G. Stadermann hebben bedankt
voor het lidmaatschap.
Wat de lotgevallen onzer leden betreft, wij moeten opmerken,
dat nog steeds velen, die het archiefdiploma bezitten, ambteloos zijn.
Het Rijksarchiefpersoneel is nog altijd niet op de wettelijk voorge
schreven minimum-sterkte, terwijl vooral de gemeenten veel minder
dan wij zouden wenschen het nut inzien van archiefbeheer door
geschoolde krachten. Rijksarchivarissen zijn er nog altijd veel meer
op papier dan in het werkelijke leven, maar wij hebben goede hoop,
dat hierin eerlang verandering zal komen, nu de tijdsomstandigheden
zich wat gunstiger laten aanzien. Het verheugt ons, dat het rijks
archiefpersoneel in het afgeloopen jaar dan toch met één ambtenaar
is uitgebreid, door de benoeming van Mr. H. Hardenberg tot adjunct
commies aan het Rijksarchief in Limburg. Deze benoeming is maar
tijdelijk en wij zouden liever gezien hebben, dat aan dezen eerste-
klasse-ambtenaar de rang van commies ware verleend, maar er is
toch reden tot verheuging. Wij verblijden ons voorts in de benoeming
van Mejuffrouw M. A. P. Roelofsz tot tijdelijk adjunct-commies aan
het Algemeen Rijksarchief en in de bevordering tot hoofdcommies
van de Heeren Dr. G. W. A. Panhuysen en H. Brouwer.
Den Heer Beyerman wenschen wij geluk met het feit, dat de
gemeenteraad van Dordrecht kort na onze vergadering ten stadhuize
aldaar besloten heeft, zijn tijdelijke benoeming als gemeentearchivaris
te veranderen in een vaste. Goed nieuws heeft ons ook uit Haarlem
bereikt, waar in December 1.1. de archiefbewaarplaats in de Janskerk
in gebruik kon worden genomen. Zou er voor het Werkfonds niet
meer op dit gebied te doen zijn?
Ons medelid Mejuffrouw M. W. (urriaanse heeft zich naar Ceylon
begeven om daar in opdracht van de Britsche regeering de oude
archieven te ordenen en te beschrijven. Wij twijfelen niet, of zij
zal den goeden naam, dien de Nederlandsche archivaris in het buiten
land heeft, naar men zegt, hoog weten te houden.
Intusschen is een der zorgen van Uw Bestuur in het afgeloopen
vereenigingsjaar juist geweest de vraag, of de naam van den Neder-
landschen archivaris als ambtenaar en als wetenschappelijk man in
onze eigen overzeesche bezittingen wel voldoende beschermd wordt
van overheidswege. Het Bestuur heeft gemeend, zich tot den Gouver
neur-Generaal van Ned. Indië te moeten richten met een schrijven,
waarin werd betoogd, dat in Ned. Indië, tot schade van het archief
wezen aldaar, waarin onze vereeniging levendig belang stelt, de
benoeming van ambtenaren zonder vakkennis mogelijk is. Wij hebben
Zijne Excellentie in overweging gegeven, een regeling voor het Lands-
archief te Batavia in het leven te roepen, waaraan de in Nederland
bestaande algemeene regels voor het archiefwezen ten grondslag
worden gelegd, in het bijzonder de voorschriften omtrent de benoem
baarheid van ambtenaren. Ten slotte hebben wij ons bereid verklaard,
Zijne Excellentie in deze aangelegenheid van raad te dienen. Wij
hebben gemeend, ons te moeten beperken tot het uitspreken van
wenschen ten aanzien van het Landsarchief te Batavia, ten einde de
kans te vergrooten om werkelijk iets te bereiken. Dit neemt niet
weg, dat het Bestuur overtuigd is van de plicht van den Neder-