Rudolf Fahraeus.
156
157
STEUR.
Boekbesprekingen.
van 21 April 1814 nr. 114 aan den secretaris van staat voor de
buitenlandsche zaken zond met de bedoeling deze documenten terug
te vorderen. Hoewel volgens een aanteekening van L' Honoré (ambte
naar van de Staatssecretaris later van het Kabinet des Konings)
deze zaak eerst onder Koning Willem III is afgedaan (9 Juli 1849
nr. 69), waardoor de bewuste stukken dus nog niet toegankelijk zijn,
bl„kt het toch, dat reeds 19 October 1814 de minister van buiten
landsche zaken beschikte over de toen reeds uit Parijs gekomen
tractaten door de Republiek gesloten, die De Hauterive in 1811 naar
Frankrijk had laten overbrengen (zie Bakhuizens Overzigt blz 9)
welke verdragen nu in het archief van het departement van buiten
landsche zaken gedeponeerd werden. De minister van het publieke
onderwijs maakte hiertegen 21 Januari 1824" bezwaar en vorderde ze
bi| den Koning op voor het Rijks-Archief. Daartegen kwam 2 Februari
1824 verzet van 's Konings gezant bij den Heiligen Stoel en het
Hof van Toskanen, Reinhold, toen waarnemend minister van buiten
landsche zaken
""et Departement voor het Publieke Onderwijs, de Nationale
Nijverheid en de Koloniën schijnt te veronderstellen, dat de ver
zameling van tractaten tot en met den jare. 1810 tegelijk met de
verdere papieren, die naar Frankrijk zijn vervoerd, door de franschen
is geligt geworden uit het Depot van 's Rijks Archiven, dewijl hetzelve
te kennen geeft, dat, bij het wederontvangen van de archiven uit
Parus, een gedeelte van dien, te weten de Tractaten, aan het gem.
depot met is teruggegeven. Het Departement voornoemd is te dien
0pZ'^e n|et wel onderrigt, daar de verzameling van Tractaten reeds
m 1801 of 1802 uit het bedoeld dépot bij de Secretarij van Staat
overgenomen, vervolgens, bij de verplaatsing der Bureaux van het
Gouvernement, met andere papieren der gem. Secretarie, naar
Amsterdam is overgebragt en later aan de franschen heeft moeten
Worden uitgereikt"
^an's ^ac^ P- Le Clercq „aanvankelijk gezorgd voor het bijeen-
bliiven van de Archieven van Buitenlandsche Zaken, van de Oude
arters der Generaliteit en van de verzameling der Tractaten, en
zich aangeboden om dié naar de Nederlanden teru'g te brengen,
welke overbrenging dan ook werkelijk heeft plaats gehad, nadat dé
Graaf van Rheede bij het fransche Gouvernement de vereischte stappen
gedaan had, om over dezelve te kunnen beschikken".
Aangezien Reinholds opvolger als minister van buitenlandsche
zaken, Van Reede, geen bezwaar maakte, moesten krachtens het
'J Zie Nederlandsch Archievenblad, 1934-1935, blz. 40, noot 1.
K. B. van 20 Augustus 1824 nr. 84 „alle de uit Parijs na de omwen
teling van zaken hier te lande terug bekomen en thans bij het
Departement van Buitenlandsche Zaken berustende verzameling van
in vorige tijden, door den Staat gesloten tractaten, op s Rijks archief
te 's Gravenhage" worden overgebracht.
Historisk Tidskrift utglven av Svenska Historiska Föreningen 1937,
57ste jaargang, 1ste aflevering.
Zelden heeft onze vrijheid aan een zoo dunne draad gehangen
als in 1672 en de daarop volgende jaren; zelden is haar voortbestaan
zoo afhankelijk geweest van de buitenlandsche politieke constellatie
als in dien kritieken tijd. Van nieuw materiaal en nieuwe opvattingen
over het toenmalige politieke beleid in de verschillende landen
zal men hier te lande immer kennis moeten nemen, wil men tot
een steeds scherper en dieper inzicht komen in de vaderlandsche
diplomatie. De houding van Zweden en in het bijzonder de re'at'e
van deze Oostzee-mogendheid tot Frankrijk, legde een derge ij
gewicht in de schaal, dat men daarbij ook voldoende aandacht moet
besteden aan de literatuur betreffende de te Stockholm gevoerde
politiek. j
In de bovengenoemde aflevering van het door de Zweedsche
Historische Vereeniging uitgegeven tijdschrift vraagt S. U. Palme in
een kort artikel de aandacht voor twee monografieën, die een bij
zonderen kijk geven op de twee groote staatslieden van dien tijd,
n.l. de bekroonde studie fohan Gyllenstiernas nordiska forbundspohtik
i belysning av den skandinaviska diplomatiens tradilioner van Georo
Landberg en de biografie van Magnus Gabriel de la Gardie door
Vóór de kennis van laat 16de-eeuwsche stadsadministratie en
archiefbeheer is van belang de door Lars Sjödin afgedrukte brief van
den stadsschrijver Hans Bilefeldt, door dezen den 26 November 1599
vanuit Lubeck gericht aan zijn superieuren, de burgemeesters van
Stockholm, om rekenschap te geven van hetgeen hij in dienst van
de stad had verricht.
Uit een mededeeling van het Rijksarchief blijkt tenslotte nog,
dat men ook in Zweden werklooze intellectueelen met succes in
archieven aan den arbeid heeft gezet. Vooral het Rijksarchief in
Gotenburg heeft van deze krachten geprofiteerd.