C,eëKJ7e «Sf de^t 152 Even stellig sprak Van Ghert ziek uit in een onderschrift op het deel voor het Gouvernement kan voorvloyen (sic)". ve h GJ lS dan °°k. n'et tot Publicatie gekomen, zoodat de persklare verhandelingen slechts zwijgende getuigen') gebleven zijn van de zich °2S °nbescf|e,den. wi'ze uitende werkkracht van den jongen h't'f1 6 7' 'e 3ter m 00n 'an9 'even zi'n 9roote productiviteit schitterend wist te ontplooien. "vueu 1- STEUR. (olot volgt.) Cornells de Fouw en de naar Frankrijk vervoerde archivalia. om te^eT 7 ZiCj na VAT Wl|N h?t verdieustelijkst heeft gemaakt, rhinderen dat, na de inlijving bij Frankrijk, de Nederlandsche archieven, speciaal die van Holland, naar Parijs zouden worden ver voerd, is ontegenzeggelijk Cornelis de Fouw L. F. geweest die toen een loopbaan achter zich had als „Commies van Holland", terwijl v N^Sr!Enoaea f f f beSchikking van den Raadpensionaris AN DE opiegel gestaan had, wiens vertrouwde hij was Door de omwenteling van 1795 en tengevolge van de achtereen volgende regeer,ngsvormen waren door herhaalde verplaatsingen van zor7bXeweanaZ;d O terS/n arch^kk- niet met voLende kwaad te he m!" u Ver°nachtzam^ te voorkomen en het Undsa h' herStellen W3S Mr' H" VAN W„n in 1802 aangesteld tot andsarchivarius op een jaarwedde van f 3500. Overeenkomstig zijn instructie strekte z„n zorg zich hoofdzakelijk uit tot de oude charters en de staatspapieren tot aan den vrede van Munster, terwijl de latere eso u ies en andere staatsstukken beheerd werden door C. de Fouw welke van 1802- 1811 in dienst stond van het departementaal bestuur mds koning Lodewijk landdrostambt geheeten) van Holland, volgens Bakhuizens Overat blz. 13 sinds 1810 met den rang van ^mmies- chartermeester. Met ingang van 1 Maart 1811 werd hij na de inlijving 153 bij Frankrijk door den prefect De Stassart ontslagen. Toch bleef hij met toestemming van dezen, zij het dan onbezoldigd, zijn dienst waarnemen, omdat er in zijn laatste ambtelijke dagen een geheele verhuizing „der oude Hollandsche en verdere nieuwe charters van dit Departement" onder zijn leiding begonnen was, terwijl hij tevens geleid werd door zijn „bijzonder attachement voor dat archief en zoodoende hoopte het „voor alle vermindering of vervreemding te bevrijden en voor s' Lands dienst te bewaren", zooals hij Mei 1820 aan den Koning schreef. Daarom betaalde deze onbezoldigde archivist buitendien uit eigen zak de kosten van vuur, licht en schoonmaak der charterbewaarplaats. Aanleiding tot de genoemde verhuizing was de bestemming van het oude gebouw der prefectuur (het Oude Hof, nu Koninklijk Paleis Noordeinde) tot zetel van het pas opgerichte Keizerlijk Gerechtshof, waarom de ontruiming onverwijld moest plaats hebben. Daarom droeg De Stassart 21 Februari 1811 aan Van Swinden, provisioneel secretaris generaal van het departement der monden van de Maas, op, om de daarin nog aanwezige „charters van de administratiën van het Land drost-ambt en de Prefecture" vóór 24 Februari, dus binnen drie dagen, over te brengen naar het nieuwe hotel der prefectuur, terwijl de oude charters provisioneel gedeponeerd moesten worden in het voor malige Logement der vijf steden (in Bakhuizens tijd het ministerie van financiën). Met deze overbrenging belastte De Fóuw zich vrijwillig, terwijl hij als onbezoldigd commies-chartermeester zich tot 1 Augustus toe onledig hield met het ordenen der aldus verplaatste charters, zonder dat hij sinds 1 Maart 1811 eenig salaris genoot, hoewel De Stassart hem eenige malen salarieering in het vooruitzicht had gesteld. Van Wijn had bij zijn ontslag tenminste nog een jaarlijks pensioen van 2000 franken gekregen, maar voor De Fouw schoot er niets over. Door de tegenstand die zij in de nu volgende jaren boden aan de plannen van Tourlet om de Nederlandsche archieven naar Parijs over te brengen, was deze verzending slechts voor een klein gedeelte geschied, zoodat men na de restauratie van 1813 kon hopen, dat „door het voortzetten van de door hen reeds begonnen middelen de oude chartres en brieven, en de latere staatspapieren zullen kunnen bijeengebragt, behoorlijk gerangschikt en alzoo in orde geconserveerd worden". Aangezien het gebouw, waarin deze documenten geborgen waren, voor bureaux werd ingericht en dus ontruimd moest worden, verdiende het aanbeveling „alle de staatspapieren, zoo in deze resi dentie voorhanden, als die nog van elders moeten verzameld worden, indruk od"het hp 1" °anWezi9): "d<" slechten den d k I P Z°I 'ndien de bedoelde stukken door den druk worden verspreid, zonder dat daardoor eenig „ut of voor- Pays-Bas méridionaux sous Ie 'règne^MAR^ PU^''C d,aFS ',s Februari ,829) bracht hij 'h^0" m0der"e"' die niet door GACHARD zelf^es^hreltn ^ijn)2,'1^"' 9eVolgd door ..Pieces iustificatives", 2°: „Enseignement moyen-Collèges (47 blz.), 3 „Enseignement inférieur" (18 blz.). Alleen tot dien datum reikte het getuigenis van VAN SWINDEN, die toen aftrad als secretaris-generaal.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 24