142 moet zijn in zijn blijkens Bakhuizens Overzigt blz. 17 bij de keizerlijke regeering ondernomen poging om in Den Haag een tijdelijk archief- depot te laten bestaan, Doch anderzijds schreef Tourlet in Juni 1812 aan Daunou, dat het belangrijkste deel der charters van Van Wijn per eerste zending naar Parijs zou komen en dat de rest spoedig zou volgen. Overigens had reeds vóór de zending van Tourlet de keizerlijke regeering, door tusschenkomst van den graaf de Hauterive (cf. Bakhuizens Overzigt blz. 9) zich meester gemaakt van veel docu menten van den Nederlandschen eenheidsstaat. Zoo waren in Augustus 1811 de archieven van oorlog uit de ministerieele bureaux van den ingelijfden staat naar Parijs gebracht, evenals die van marine en van buitenlandsche zaken van na 1795. In Juni 1812 werden er processen- verbaal opgemaakt van de archieven van den Raad van State, van de Staten van Holland, van de Bataafsche Republiek, van het Koninkrijk Holland enz., alles met de bedoeling deze naar Parijs over te brengen. Het proces-verbaal van de archieven van den Raad van State telde 188 deelen en was opgemaakt door Jacob Jan de Vries, hoofd van de afdeeling archieven der intendance-generaal van financiën, be nevens door Tourlet. Deze laatste stelde met Steven Dassevael, „archivist van het gouvernement-generaal der departementen in Holland", het proces-verbaal op betreffende de overdracht der besluiten van het Uitvoerend Bewind, het Staatsbewind, den Raadpensionaris en Koning Lodewiik over de jaren 1798—1810. Toen koning Lodewiik zijn residentie in Den Haag vestigde en het Binnenhof betrok, moesten de daar aanwezige documenten, die ter „groote Charterkamer" be waard werden, naar Amsterdam worden overgebracht, waar Tourlet hen later in 10 groote kisten op een zolder aantrof. Buitendien stelde hij 1 Juni 1812 te Amsterdam met A. J. Verbeek, daartoe gemachtigd door den intendant-generaal van financiën, op het „proces-verbal pour 1 enlevement des archives de la Maison de Nassau et d' une partie de celles de la Chambre des chartes Ook werd toen opgemaakt een „Inventaris van Registers, Boeken, Papieren en Reke ningen tot de domeinen herkomstig van den Vorst van Nassau". Hoewel ik niet bevoegd ben om te beoordeelen of deze processen-verbaal voor het vervoer van archi valia (dat al dan niet heeft plaats gehad), thans nog nieuw licht kunnen ontsteken over de a r c h i ef f o n d s e n Van Wl|N schreef 2 juli 1812 aan ÏOURLET dat de eerste zending vergezeld zou gaan van een inventaris opgemaakt door SCHAEP, die bij de tweede zending in het rransch vertaald zou zijn, evenals de door VAN W||N zelf vervaardigde inventaris der charters en twee andere inventarissen van de Leen- en Registerkamer en van de Kamer der Domeinen. 143 van een eeuw geleden, meen ik toch dat de uitvoerige b ij lagen bij Gachards rapport misschien nog onbe kende gegevens kunnen verschaffen voor de geschie denis van onze Rijksarchieven. Teneinde de schijn te vermijden, dat Gachard, die z.g. als histo ricus kwam, zich bezig hield met administratief onderzoek naar lot gevallen der archieven, liet hij dit voor de in 1813 meegevoerde archieven van Zuid-Brabant en Groningen verrichten door een Fransch advocaat, Porcher de Lafontaine, die gemakkelijk toegang had bij den minister van binnenlandsche zaken. Op dit tweede deel van zijn rapport liet Gachard in een derde volgen zijn „Recherches relatives a nos archives en général et a notre histoire", waarin hij vooral aandacht wijdde aan het door hem na lang zoeken teruggevonden rapport van den Franschen archivist Camus1), die in het jaar XI (1803) aan zijn regeering van voorlichting diende over de Belgische archieven, „et pour savoir aussi quel parti on pourrait tirer, au besoin, de la collection, existante a la Biblio- thèque du Roi, de pièces extraites des archives des Pays-Bas, dans les années 1747 et 1748, par Mr. D' Emans, conseiller au Parlement de Besanqon, qui avait requ la mission expresse de les examiner Deze collectie-EMANS bestond uit 180 foliodeelen, waarvan 21 deelen, ieder van 600 bladzijden, inventarissen bevatten der Neder- landsche archieven; niet minder dan 17 deelen hiervan waren gewijd aan de regeeringsarchieven te Brussel, waarvan Gachard nauwkeurig acte nam. Voor het overige bestonden 155 deelen uit afschriften van door Emans van belang geachte documenten uit diverse archief- depots; deze copieën waren in het bezit gekomen van een geleerde, Godart de Clamecy, lid der Académie van Soissons, die ze methodisch indeelde en ieder deel van een klapper liet voorzien. Het bestaan van deze collectie was aan de Parijsche archivisten even onbekend gebleven als dit met Gachard het geval was. Na nog gewezen te hebben op bijlage F6 betreffende de over dracht in 1816 van de archieven van het ten vorigen jare Neder- landsch geworden Hertogdom Bouillon aan den Nederlandschen commissaris Lammens, besluiten wij met te wijzen op de door Gachard „A la faveur de ma qualité prétendue d'homme de lettres, et de la bienveil- lance dont les chefs des archives m' honoraient, on ne s' opposa point, bienque cela fut contraire aux Règlemens, a ce que |e Ie fisse copier". 26 Februari 1828 zond Gachard aan Van GOBBELSCHROY (Binnenlandsche Zaken 1 Maart 1828, nr. 121 A) stukken betreffende CAMUS, welke „garde des archives nationales" benoemd was tot „commissaire du Gouvernement pour parcourir les Départemens du Nord qui avoisi- nent la Belgique, les neuf départemens réunies et les quatres départemens de la rive gauche du Rhin, a I' effet d' y visiter les dépot des titres."

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 19