138
En juist over deze documenten nu wilde Napoleon beschikken, zooals
hij enkele dagen na het sluiten van den vrede van Schönbrunn (Octo
ber 1809) gedecreteerd had. De opsporing daarvan werd door den
intendant-generaal van het leger opgedragen aan een commissie,
bestaande uit Antoine David, commissaris der oorlogen, Barbeguière,
keizerlijk commissaris en twee anderen. Dat deze commissie spoed
betrachtte was mede hieraan te danken, dat men Napoleon had
gesuggereerd, dat uit de op te diepen archivalia de bewijzen geleverd
konden worden voor de verplichting van sommige Rijksinstanties om
een millioen gulden per jaar op te brengen, welk bedrag zoowel aan
de vorsten van Napoleons Rijnbond als aan particulieren ten goede
zou komen. Zoodoende kwam men zoowel een aantal Zuid-Neder-
landsche archieven op het spoor als die van Rijkslichamen en ge
wezen Habsburgsche landen, die in 3139 kisten naar Parijs gebracht
werden, terwijl David tot aan Straatsburg toezicht hield op het
vervoer. Na den val van Napoleon en de eerste vrede van Parijs op
30 Mei 1814 liet de archivaris van het koninkrijk Frankrijk, Daunou,
een lijst van deze stukken opmaken, opdat de Fransche regeering
zou kunnen oordeelen, welke archieven krachtens dit vredesverdrag
aan Oostenrijk moesten worden teruggegeven. Toen bleek het dat
verschillende in 1803 niet teruggegeven Belgische archieven, als die
van de Audience en van de Secretarie van Staat en van Oorlog, in
1809 aan plundering door de Franschen ontsnapt waren, zonder dat
men weet hoe dit mogelijk geweest is. Al de overige in 1809 uit
Weenen naar Parijs weggevoerde archivalia werden nu door Oostenrijk
opgeëischt; doch Frankrijk stond slechts c. 150 kisten af, zich er
op beroepend dat het Duitsche Rijk niet hersteld was, terwijl België
en andere Oostenrijksche landen niet onder hun vroegeren souverein
waren terug gekeerd. Doch toen de Napoleontische adelaar, die na
de eerste restauratie der Bourbons zijn vlucht hernomen had, in 1815
bij Waterloo voor goed was neergeschoten, traden de verbonden
vorsten krachtig op om de door de Franschen geroofde voortbreng
selen van kunst en wetenschap naar hun staten terug te voeren.
Baron Von Ottenfels, keizerlijk-Oostenrijksch commissaris, posteerde
zich in de archieven van het Fransche koninkrijk, en liet er de docu
menten van het Heilige Roomsche Rijk en van de vroegere Habs
burgsche landen uit verwijderen. Hij vond daar toen een inventaris
betreffende de Belgische archieven, zoodat het vermoedelijk hieraan
te danken is, dat Ottenfels deze archieven zoo snel aan den Neder-
iandschen commissaris kon uitleveren, hoewel het twijfelachtig was
of onze regeering recht had op de archieven van de te Weenen
met het opperbestuur der Belgische zaken belast geweest zijnde
Hof- en Staats-kanselarij.
139
Gachard besloot deze uiteenzetting met minister Van GobbelschroV
aan te sporen om, krachtens de verdragen van Campo-Formio, Luné-
ville en Parijs, langs diplomatieken weg van Oostenrijk de teruggave
te verkrijgen van 23 kisten archivalia der Secretarie van Staat en
van Oorlog, benevens van 24 kisten met charters en andere oude
archieven (waaronder de verzameling-WyNANTs), die in 1794 waren
weggevoerd. Reeds is meegedeeld, dat hij een dergelijk voorstel al
op 10 September 1826 had ingediend, toen hij, na een historisch
overzicht gegeven te hebben van de Zuid-Nederlandsche archieven
sinds Filips 11, er op wees, dat de Nederlandsche regeering krachtens
de eerste vrede van Parijs de archieven van de door Frankrijk terug
gegeven landen had opgevorderd. De koninklijke commissarissen
Fabricius en Lammens hadden toen krachtens de processen-verbaal
van 29 October 1815 en 22 Mei 1816 5712 nummers ontvangen van
de Fransche regeering, die uit Oostenrijk afkomstig waren, t.w. 231
cartons, 3179 liassen en 2302 registers, behoorend tot verschillende
departementen. Door het optreden van Ottenfels waren de archieven
van de Orde van het Gulden Vlies in Oostenrijk 'gebleven en was
ook verhinderd dat andere archieven werden teruggegeven.
Wat in het eerder Qenoemde repport ven den edministreteur
Van Ewiick van 28 Juni 1827, gebaseerd op inlichtingen van De L' Ortye
en Gachard, nog onzeker was, stond nu voor den jongen onderzoeker
vast: de belangrijkste archieven der Secretarie van Staat en van
Oorlog waren in Oostenrijk en bevatten o. a. de origineele brieven
van de landsheeren aan de gouverneurs-generaal der achttiende eeuw
en de minuut-brieven van deze aan den vorst, benevens briefwisseling
met gezanten, bisschoppen, staten, magistraten en burgerlijke zoowel
als militaire gouverneurs. In het depot der oude archieven, der z.g.
Audience, berustten de kostbaarste documenten voor de geschiedenis
der zestiende eeuw: de origineele briefwisseling van Karel V met
zijn tante Margareta van Savoye en zijn zuster Maria van Hongarije,
die van Filips II met zijn landvoogden Savoye, Margareta van Parma,
Alva, Requesens, Don Juan, Parma, Mansfeld, Aartshertog Ernst, Fuentes
en Aartshertog Albert. Verder: tallooze brieven van Europeesche
souvereinen, briefwisseling van Viglius met den zegelbewaarder Tisnacq
en de staatssecretarissen D' Ennetiêres en Courteville te Madrid enz.
Gachards aandrang bij Van Gobbelschroy om deze documenten
terug te bekomen, schijnt niet geslaagd te zijn aangezien Bakhuizen
i^47 schreef GACHARD in deel I van zijn Correspondence de Guillaume
Je laciturne, dat deze documenten nog in Weenen waren, „malgré les réclamations que
notre gouvernement, tant avant que depuis 1830, a fait parvenir a la cour impériale,
reclamations fondées sur les stipulations les plus formelles des traités" (biz. Ill der
inleiding).