126 eigen archiefdienst hebben en daartoe financieel in staat zijn, dienen hun eigen ressort te verzorgen; de Rijksarchieven in de provinciën zullen verzamelingen voor de overige gemeenten moeten aanleggen. Het valt te verwachten, dat de wetenschappelijke inventarisatie der meeste oud-archieven, als er tijd vrij komt, in afzienbaren tijd voltooid zal kunnen zijn. Daarna zal dan weer meer aandacht gegeven kunnen en mogen worden aan wat onze Handleiding een eereplicht der archivisten noemt n.l. het publiceeren van bronnen en het leveren van scheppenden, historischen arbeid. Ook zal wellicht het corps der ambtenaren dan eenigszins kunnen worden ingekrompen en zoodoende zullen de gelden beschikbaar komen, die op den duur voor de nieuw-archiefdiensten noodig zullen zijn. Door de instelling van deze diensten zal de thans brandende kwestie van de verwaar loosde administratieve Rijksarchieven - bijna alle van na 1813 dateerend gemakkelijk haar oplossing kunnen vinden. De beheerders der nieuwe archieven zullen zich ernstig hebben bezig te houden met het vernietigen van archiefstukken. Want het voortdurend in volumen toenemen van de administratieve archieven kan wie er over nadenken slechts met zorg voor de toekomst ver vullen. Er zal veel meer vernietigd moeten worden dan thans is toegestaan en bovenal zal de omslachtige procedure die nu, ten minste bij de gemeenten, noodig is om stukken van vóór 1850 en bescheiden van na dat jaar, die niet op de lijst van vernietigbare stukken compareeren en dat zijn er te vele - n.l. het vragen van machtiging aan twee ministers vereenvoudigd dienen te worden. Het vernietigen zal, zooals van zelf spreekt, met zorg en nauwgezetheid en geregeld moeten geschieden. Ook hierdoor zal het waarlijk het corps nieuw-archiefambtenaren aan arbeid niet ontbreken. Door het jaarlijks aan den nieuw-archiefdienst overdragen van archivalia, die 30 jaren oud zijn geworden, zullen de departementen, secretarieën, bedrijven en diensten zeer ontlast worden en verwaar- Ioozing van archieven zal niet meer behoeven voor te komen. Zoo zullen, meen ik, zoowel de wetenschap als de administratie bij de bovengeschetste splitsing gediend zijn en het geheele archief wezen zal er wel bij varen en in gehalte en aanzien winnen. De bepleite maatregelen zullen stellig uitvoerbaar blijken en de kosten zullen gering zijn. Op den duur immers zal voor beide diensten niet veel meer personeel noodig wezen dan thans, met minder nuttig effect, zoowel de oude als de nieuwe archieven beheert. Ook zal door stelselmatige en verstandige vernietiging van stukken aanzienlijk minder bergruimte vereischt worden dan bij den tegenwoordigen stand van zaken. 127 Het bezwaar van elke splitsing n.l. dat er archieven zijn die over het jaar van scheiding zonder organische scheidslijn doorloopen, mag niet wegen. Natuurlijk mogen zij niet uiteengereten worden; hun plaats zal door de oudste stukken bepaald moeten worden. Men zal, verwacht ik, tegen mijn plan verscheidene bezwaren opwerpen. Op een ben ik voorbereid, n.l. dat de oplossing, die mij voorstaat, slechts een tijdelijke is, die de moeilijkheid verplaatst, want op den duur zal immers wat wij nu nieuw-archief noemen ook oud-archief worden en zullen de archieven van de 19e en volgende eeuwen ook voornamelijk slechts van waarde blijven voor het histo risch onderzoek. Mijn antwoord is, dat werkelijk blijvende oplossingen voor zulke zaken niet bestaan. Als wij het archiefwezen organiseeren op een wijze, die b.v. een halve eeuw kan voldoen dan hebben wij genoeg gedaan. Hebben Bakhuizen van den Brink, Muller, Fruin en de hunnen een organisatie voor alle eeuwen tot stand gebracht? Neen immers en toch hebben zij meer dan hun plicht gedaan. Over een halve eeuw zullen onze opvolgers het hunne moeten doen, maar wij dan nu ook het onze. Al het bovenstaande lijdt, ik weet het, aan een zekere vaagheid. Maar verbetering en detailleering in onderling overleg kan en zal deze opheffen. Laat ons daarnaar streven en in elk geval trachten de zoo noodzakelijke reorganisatie van het archiefwezen te maken tot het doel, waarop onze Vereeniging aan kan sturen. Laat zij trachten nog voor zij haar 50en verjaardag gaat vieren als vanouds op haar programma het initiatief te plaatsen voor maatregelen, die ten goede zullen komen aan het geheele Nederlandsche archiefwezen. W. MOLL. De schenking der archieven van de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij aan den Nederlandschen Staat. Bij notarieele acte van 23 April 1937 zijn aan den Staat der Nederlanden in eigendom overgedragena. de archieven, afkomstig van de voormalige naamlooze vennootschap „Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij", destijds gevestigd te 's-Gravenhage, alsmede b. de archieven van de voormalige stichting „Archieven der Neder landsche Overzee Trustmaatschappij" aan welke stichting de onder a. genoemde archieven met 1 Januari 1920 waren overgegaan. Hoewel in de eerlang te verschijnen „Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven" over 1937 ongetwijfeld van deze schenking melding zal worden gemaakt, zal het den vakgenooten wellicht belang inboezemen thans reeds iets over deze, zoowel door inhoud als door omvang belang rijke archieven te vernemen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 11