54 beslaat twee derden van den beeldenaar de kop is omlaag gewend, de vleugel sluit omhoog den spits-ovalen hoek; beneden, klein, maar in niet minder extatische kromming, een knielend koningsfiguurtje; L-LOVis wonderdadige zalving, zoo gemodeleerd in een spits-ovaal vlak van goed 3 cM. hoogte, dat het mirakel van de olie-brenging in sterke synthese spreekt. Vergelijken wij daarbij het naief-epische conventszegel van de abdij Foswerd (1465, maar vermoedelijk heel wat ouder; no. 51): Johannes de Dooper met bloemen, bijen, sprink hanen, het kemelsharen gewaadbarrevoeter tusschen twee onnoozele poppetjes; ook een verhaaltje, maar zonder synthetischen greep. Foswerd is 's werelds einde. Men ziet dat ook aan de ruwe Catharina- zegels van Selwerd (1356; no. 55), gespeend van alle gratie, al is het leven der Heilige ook nog zoo aandoenlijk. Zij draagt een rad, met weerhaken, ja. Maar dat verbeeldt dan het vergeefs gebouwde martelwerktuig de III! roes grans et léés (breed), qui tot entor soient listées bezet met) d'alesnes (priemen) et de claus aigus en dat op haar gebed door het hemelvuur uiteenspatte que les pièces qui sont volés ont IIII eens homes ocis. Zij steunt op een zwaard; het zwaard, dat haar ten slotte dan toch terechtstelde; maar allerlei oneerbiedige gedachten dringen zich aan ons op, als wij het beulszwaard daar als een parapluie zien staan. Wat de ster naast haar linkerschouder beteekent, begrijp ik niet De achtergrond echter schijnt met een grofsmidsvijl te zijn bewerkt. Alleen maar interessante of niet-interessante neven-overpeinzingen bij het bekijken van plaatjes op een vacantiedag Ik geloof, dat in dit materiaal meer steekt. Zegels zijn tamelijk precies dateerbare stukken, als de overlevering ons een beetje genadig is en de zegel- voerders niet allemaal zoo zuinig zijn, als de brave abten van Oost broek. Die dateerbaarheid geeft aan sommige decoratieve zegelvormen misschien een hoogere waarde, dan die van curiosa. Bij de Egmond- sche zegels sprak ik al even over het perspectief. In no. 25 (Egmond 1437) zag ik, in deze verzameling, voor het eerst het randschrift, gedacht op een als het ware lossen lintband, waarvan het eene einde omkrult tot een rol. In 26a (Egmond 1456) bungelt die rol verticaal naar beneden en de graveur probeert het lint een kwart-slag mee te geven. Zoo is er stellig veel meer, dat bijdrage kan zijn tot de kennis van den decoratieven vormenschat. Maar genoeg. De rijkdom van deze uitgave is, dunkt mij, vol doende gebleken. Aankondigingen moeten niet al te lang worden. 55 Ik bepaal mij ten slotte tot de mededeeling, dat eenvoudige historische inleidingen over de kloosters, duidelijke beschrijvingen van de zegels, korte en heldere noten, precieze vermeldingen van de documenten met eerste en laatste voorkomen van het zegel, nuttige en gewaar deerde inlichtingen bevatten tot de autotypische reproducties, die zoo goed zijn, als autotypieën kunnen zijn, al ken ik toch wel mooiere zegelreproducties. 4 Naschrift. Nog voordat deze aankondiging afgedrukt werd, verscheen Afl. 6. Nu is dan de reeks van de sint Paulus-abdij compleet. Ik ben blij, dat ik geen eed over had voor de mogelijkheid van een verder doorgetrokken parallelie tusschen Egmond en de sint Paulus-abdij (bl. 4). De laatste transformatie bleef uit. Sint Paulus is nóg wapendrager bij het einde der abdij, 1580. Alleen moet hij sinds 1441 (no. 131) zijn twouwe wildemannetjes missen; ook vertoont sinds 1486 een nieuw zegeltype (no. 134 e. v.), een horizontale deeling van het zegelveld, die wat nuchter aandoet. Gaarne vestig ik ook de aandacht op een paar kleine, spitsovale, priorszegeltjes van 1299 en 1305 (no. 139 en 140), die nog zeer de moeite van het bekijken waard zijn. De zegelstempels van de abdij van Ruinen en Dikninge hebben een taai leven (no. 147 en no. 144). Opmerkelijk, hoe hier O. L. V. het zegelbeeld zoo beheerscht, dat de ambt als in sous-terrain- achtige ruimte wegkruipt, al dan niet geflankeerd door monnik en non; 'n onaanzienlijk-klein en bescheiden figuurtje. Vooral het stempel no. 147 heeft echter veel gratie. Zie ik goed, dat het fragment no. 146 - loonde dit het cliché? -, nog den rand van een vier- lob weergeeft? De beschrijving zegt kortweg: fragment. N. B. TENHAEFF. Berichten. Algemeen. Examens. Het diploma van wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse heeft verworven Mej. M. M. HOOOENRAAD, te Deventer, dat van wetenschappelijk archiefambtenaar der tweede klasse hebben verworven de heeren G. BOLDUAN te Madioen en A. VAN ROSSUM DU CHATTEL te Leiden. Rijksarchieven. Rijksarchief in Noord-Holland. - De concierge-boekbinder J. N. KOEGLER heeft op 18 September j.l. onder vele blijken van belangstelling zijn zilveren ambts jubileum gevierd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 34