52 brengen in grooter strakheid: het boek in de rechterhand, de scepter in de linker, boven zijn Nieuwlandsche wapen (no. 38; 1567). Van monumentale gothiek tot beginnende, en nog onartistieke, contra-reformatie, willen wij zeggen: een leerzame reeks? Het is alleen jammer, dat zij zoo onvoordeelig eindigt. Maar ook dat is niet zonder beteekenis. Holland was voor de contrareformatie slechts missie-gebied. Weinige jaren na Nicolaas van Nieuwland werd er in Egmond niet meer gezegeld. Het laatste Egmondsche abtszegel is van 1575 (no. 41); de abdij was al twee jaar geleden door Sonoij's geuzen verwoest. Sigillum beteekent „beeldje zeiden wij. Deze beeldjes zijn soms complete verhalen. Tot de iconographie van Sint Paulus leveren de zegels van de Utrechtsche Sint Paulus-abdij een interessante bijdrage. Het tegenzegel in roode was, middellijn 2.8 cM., ongeveer dus ter grootte van een gulden, brengt heel het verhaal van Paulus' bekee ring. Binnen het zware randschrift: Saule, Saule, quid me persequeris, blijft iets meer ruimte dan het oppervlak van een kwartje over. Binnen die ruimte vinden drie muilezels plaats. Binnen die ruimte ligt Saulus ter aarde, verheft Paulus zich. Paulus hand wuift een lint met de woordenQuis es, Domine, naar een hemelsch vizioen toe. Binnen die ruimte nog steeds: een wolkenband en de geaureoolde Christus in schouderfiguur (no. 111; 1294). Deed de stempelsnijder niet zijn best, compleet te zijn? Ook deze reeks, zij is nog niet geheel afgedrukt levert stof voor beschouwingen als boven aan de Egmondsche zegels gewijd werden. De groepeering van de zegel beschrijving brengt op pag. 65 de beide conventszegeis bijeen. Het eerste (no. 101) heeft een eeuwen-ouden staat van dienst; het komt voor: 1247-1424. Het is een groot rond zegel, met een strakken, ascetischen Pauluskop. Geen ander embleem dan een boek in magere, lange vingers. Een achter den hals gespannen breede band leert, dat de Heilige sanctus Paulus is. Het tweede zegel (no. 102) is kleiner. Het luidt de geschiedenis van de abdij uit; het komt voor: 1453- 1560. hen melancholieke kop, een heupwiegende, laatgothische ge stalte (verwant bijv. met beelden uit den Keulschen Dom van dien zelfden tijd); emblemen en versiering te over1). Op één pagina bij elkaar toont een uitermate suggestief beeld, welke gevoelswereld 13e en 15e eeuw van elkaar scheidt. Tusschen die beide conventszegels in liggen 30, in Afl. 4 en 5 afgebeelde, abtszegels. Er zijn prachtstukken bij, die de Utrechtsche kunstnijverheid alle eer aan doen. In groote Ster[en- klaverbladen, een voor mii on-ontciiferbaar iets aan den benedenkant het zegel, de emblemen: een zwaard en een mand vragen de bewerkers). 53 lijnen loopt de ontwikkeling parallel met die van Egmond In het mooie zegel van 1399 (no. 124; vgl. 121, 120) krijgen de erkerachtige uitbouwsels van den middenbaldakijn perspectivischen vorm. Het abts wapen verschijnt 1348 (no. 121), geflankeerd door twee „wildemannen Een suggestieve verklaring zegt kortweg heidenen. Zij verwijst naar Paulus, den heidenapostel. Onmiddellijk daarop (1361; no. 122) wordt Paulus zelf wapendrager, weldra vergezeld van zijn te bekeeren „wildemannen die min of meer obligatoir worden (1381 no. 123). Alles en alles samen genomen, zet de voor Egmond geschetste ont wikkeling hier wat vroeger in. Het wachten schijnt nog op den abt, die het boek ter zijde legt, den kromstaf in de linkerhand neemt, de rechter tegen de borst drukt. Maar dat was in Egmond pas 1460 en zoover reiken de afgebeelde zegels der sint-Paulus-abten nog niet. Trouwens, ik wil er niet op zweren, dat Afl. 6 mijn wachten belonen zal Doet de sint-Paulus-abdij in „wildemannen", het bij Utrecht ge legen Oostbroek heeft een voorkeur voor leeuwtjes (nos. 95—100). Het zijn, dunkt mij, decoratief-gedachte dieren, die de stempelsnijder van no. 94 in de mode gebracht heeft (1429) en die daarna in een weinig decoratieven, haast bespottelijken, vorm een eeuw lang een komische noot geven aan het abtszegel van het Laurentius-klooster. Zuinige abten waren daar! Het zegelstempel wordt door vijf achtereen volgende abten met de noodige wapen-en-namen-variaties gehanteerd, 1435 tot 1545! Men ziet het weinig-nobele zegel verruwen. Maar wat een prachtstuk is het zware, oude zegel van abt Nicolaas (1219, no. 88). En hoe karakteristiek is ook hier het verschil tusschen de beide conventszegels: no. 86, met het complete verhaal van de roostering van den Heilige, met vlammen en zieleheil (1323), en no. 87, de Heilige keizer Valerianus vertredend, een triomfeerend klein roostertje in de rechterhand, coquette verschijning (1406-1567). Werkelijk, wie deze 130 kleine prentjes met aandacht bekijkt en kennis neemt van de zorgvuldige beschrijving, die vindt, ook zonder sigillographische vakkennis, zijn moeite ruimschoots beloond. Verschillen in cultuurniveau blijken soms met één opslag. Een van de meest curieuze zegels is wel no. 76. Het is van de proosdij Meerssen, sinds de 2e helft van de 12e eeuw door de abdij van s. Remigius te Reims met Benedictijner monniken bezet; het is een tamelijk vroeg zegel (1228). Uiterst merkwaardige compositie. Boven in het spits-ovale vlak kromt zich een duif, geweldig groot, zij De Dagobertstoel van Egmond no. 5 [1264) met de zonderlinge, ter vveers- zijden uitstekende, koppen-met-pooten komt hier voor no. 110 (1294); als het kon, nog meer grotesk.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 33