Het inwendige der kerk is echter wel sterk veranderd, doch hier had „Monumentenzorg" geen bezwaar, want de kerk biedt van binnen weinig schoons, is zelfs doodsch en somber te noemen. Zij bestaat uit slechts één lang gerekt, smal en hoog schip, van een zijbeuk aan de zuidkant afgescheiden door pilaren. Tegenover de hooge spitsboogramen aan de Zuidzijde geven aan de Noordzijde, waar vroeger het St. Janshuis aan de kerk gebouwd was, slechts 5 kleine vensters, hoog in den muur geplaatst, licht. Vooral het koor en het daarbij aansluitend deel van het middenschip, dat niet verbreed is met den zijbeuk men vindt hiervoor in de plaats de z.g.n. jans kamer, vroeger waarschijnlijk de sacristie, later de vergaderkamer der diakenen maakt een donkeren indruk, en dit nu is het ge deelte, dat men voor het archief benut heeft. Het depot is feitelijk een afzonderlijke betonnen kluis in de kerk, met een branddeur naar het voorportaal en naar de gang van het kostershuis, dat naast den ingang in de Jansstraat is aangebouwd. Het bestaat, behalve gelijkvloers, uit 2 verdiepingen, gevormd door de stalen stellingen, die de archivalia moeten dragen. Ruim 2 K.M. is hiervoor beschikbaar, zoodat de 1600 strekkende meter, die in het oude depót geteld werden, daar gemakkelijk geplaatst kunnen worden. Bovendien werd er op gerekend, dat men het later met nog een verdieping zou uitbreiden, terwijl ook de mogelijkheid blijft, de kluis te vergrooten, daar slechts de helft van het schip der kerk is gebruikt. Waar alles van beton en staal is van staal de trappen en de handlift, als ook de tafels met laden voor de berging van kaarten en de charterkasten, die de oude houten kast van de Wees kamer, waar de perkamenten tot dusver in opgeborgen waren, moeten vervangen is de bewaarplaats zeker brandvrij te noemen; een ventilatie die bij eventueelen brand daarbuiten automatisch sluit, zorgt voor de „ademing" der boeken. Een groote moeilijkheid was de fundeering van deze bewaarplaats, Men moest rekenen op een gewicht van c. 40000 K.G. en het was niet mogelijk daarvoor op de fundamenten van de oude kerk te steunen. Het archiefdepót diende een eigen fundeering te hebben. Ook was het bezwaarlijk, in de kerk te heien, waarom de 70 palen, die de fundeering zouden dragen, op andere wijze aangebracht moesten worden. Men vond hiervoor de volgende oplossing holle betonnen palen werden door belasting in den zandgrond gedreven en dan beton door den paal geperst. Helaas is bij het nemen van proeven met de belasting der beton- palen een ongeval te betreuren geweest, dat één der arbeiders het leven kostte. Nadat deze fundeering voltooid was en de oude kerkvloer ver- 39 vangen door een nieuwen van beton de opgegraven doodsbeen deren zijn naar de gemeentelijke begraafplaats overgebracht en de grafsteenen in het overgebleven gedeelte der kerk opgesteld - schoot de in April 1936 aangevangen arbeid snel op, ook wat de andere vertrekken betreft. Het meeste werk bood nog de kosters woning, waarvan de muur tusschen 2 kleinere kamers doorgebroken en zoodoende één groote kamer voor de archivaris werd geschapen. Ook h ierin vindt men oud en nieuw bij elkaar, oude kinderbalken en moderne beschildering en lambrizeering. De Janskamer, een groot, licht vertrek, gelegen aan de binnenplaats ten Zuiden van de kerk, zal zich goed leenen tot leeskamer voor het publiek. Een poort aan de Jansstraat naast het kostershuisje geeft toegang tot deze binnen plaats en zal de hoofdingang zijn. Daarentegen zal de kerkingang van 1628 hoofdzakelijk met de verhuizing benut worden, daar hier door de archieven moeten worden binnengebracht. In gewone om standigheden is de branddeur aan deze zijde echter afgesloten en wordt het depót alleen bereikt vanuit de gang van het kostershuis, waarop ook de Janskamer uitkomt. Ten slotte zij nog gemeld, dat ook op zeer moderne wijze voor de verwarming van dit oude gebouw is gezorgd, n.l. centrale ver warming door middel van een oliestookinrichting. Uit alles kan wel besloten worden, dat de gemeente Haarlem voor haar oude archieven een passende oude omgeving heeft gevonden en toch geen moderne middelen heeft gespaard, om ze te bewaren en verzorgen. G. H. KURTZ. Het Archiefwezen in Britsch Guyana. Ten vervolge van mijn bijdrage onder bovenstaande titel in no. 2 van 1934/'35 publiceerde ik de volgende mededeelingen, welke in het Nederlandsch Archievenblad een plaats mogen vinden. 1In het Avondblad A der N. R. C. van 11 Juli 1934 deed ik eenige mededeelingen omtrent het archief van Britsch Guyana, waarvoor de heer J. Graham Cruickshank toen juist als archivaris was benoemd en sprak de hoop uit, dat deze de inventarisatie van de oud-Hollandsche archieven zou voortzetten, welke ik in 1920 in Demarara begonnen was, maar niet had kunnen beëindigen. Die wensch zal dan in vervulling gaan, want uit berichten welke mij uit Georgetown bereiken, blijkt de heer Cruickshank niet alleen begonnen te zijn met Nederlandsch te leeren, teneinde de tot dusverre 38 Belangstelling voor de oud-Hollandsche archieven in Biitsch Guyana.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 26