8 Spr. werkt dit thema verder uit en besluit met als belangrijkste punt voor de Vereeniging aan te geven; de ontwikkeling van de archieven als en tot wetenschappelijke instellingen. Aan de gedachtewisseling, welke hierop volgt, nemen ver scheidene leden deel. Over het algemeen toont men waardeering te hebben voor de inleiding, maar vreest men, dat de verwerke lijking der denkbeelden en de praktijk niet mogelijk zal zijn. De koffiemaaltijd is gehouden in Hotel Bellevue, van waar uit men een prachtig riviergezicht heeft. Na afloop van de vergadering heeft Mr. J. Beyerman een uit eenzetting gegeven van de beteekenis van de verzameling Dordracum lllustratum, welker stichter Mr. S. van Gijn juist den vorigen dag voor 100 jaren geboren werd. Vervolgens bezichtigde het gezelschap de tentoonstelling van afbeeldingen uit genoemde verzameling, welke voor deze gelegenheid, in een der vertrekken van het Raadhuis gerangschikt was. Hier volgde een rondwandeling door de stad, waarbij Mr. Beyerman gelegenheid had de aandacht te vestigen op verscheidene' oude historische gebouwen. Tot besluit werd de Groote Kerk, waarvan de inwendige herstelling juist voltooid was, bezichtigd. Tijdens den gemeenschappelijken maaltijd in Taveerne Ter Merwe, waarmede de dag besloten werd, werd aan Prinses Juliana een telegram van gelukwensch met haar verloving gezonden. Toespraak van den Voorzitter. Dames en Heeren. Het is voor onze Vereeniging een eenvoudige plicht der dank baarheid bij den aanvang van de werkzaamheden van dezen dag met eerbied en weemoed ons eenig Eerelid te herdenken, die sedert wij het laatst in vergadering bijeen waren, door den dood is weg genomen. Het is niet noodig op dit oogenblik in den breede uiteen te zetten, voor hoeveel het Nederlandsche archiefwezen, voor hoeveel ook onze Vereeniging Prof. Robert Fruin, die op 26 October 1935 te 's-Gravenhage is overleden, heeft te danken. De meest bevoegde hand immers, van hem die in ons midden wellicht Fruin's naaste geestverwant was, heeft dit in ons orgaan reeds op voortreffelijke wijze verricht. Daarom mag ik thans volstaan met een enkel woord te getuigen, hoezeer wij ons bewust zijn dat Fruin, die bijna van de oprichting af lid onzer Vereeniging is geweest, haar als secretaris, als redacteur en tenslotte gedurende 12 jaren als voorzitter onschat- 9 bare diensten heeft bewezen En daarnaast en daarboven uitgaande hoe hij aan het Nederlandsche archiefwezen gedurende nagenoeg een halve eeuw zijn krachten heeft gegeven en zoowel door de voorbeeldige inventarissen, die hij heeft bewerkt, als door de eminente wijze waarop hij als Algemeen Rijksarchivaris het archiefwezen heeft geleid, het meeste tenslotte nog wel door de bekwaamheid en energie waarmee hij het vak onzer keuze heeft weten omhoog te stuwen, voor altijd aanspraak heeft op de groote en blijvende erkentelijkheid van alle, die belangstellen in het Nederlandsch archiefwezen en in de eerste plaats van ons, die daarvan de dienaren zijn. Fruin had bepaald dat bij zijn begrafenis de ten tijde van zijn overlijden fungeerende voorzitter onzer Vereeniging in den stoet zou mogen volgen. Dit is geschied en nog twee bestuursleden reden zij het in andere qualiteit met mij in dezelfde auto. Toen wij dan samen Fruin op zijn laatste gang vergezelden, sprak een mijner ambtgenooten uit, dat wij met den overledene een groot, thans afge sloten tijdperk van het archiefwezen ten grave voerden. Zoo was het en het schijnt mij toe dat hier in eenvoudige woorden een buiten gewone lofspraak werd geuit; slechts van dengene, die zeer vooraan heeft gestaan kan zoo iets getuigd worden. Slechts van hem, die zijn stempel heeft weten te drukken op zijn omgeving en op zijn tijd. Zoo willen wij Robert Fruin gedenken. Het tijdperk, waarvan ik zooeven sprak en dat dan thans als afgesloten mag beschouwd worden, heeft ons de consolidatie van het archiefwezen gebracht en heeft ons in de Handleiding een vaste basis voor onze wetenschap geschonken. Wanneer wij daaraan denken komen naast dien van Fruin de namen van Muller en Feith op onze lippen. Het zij mij, die deze drie voortreffelijke mannen van nabij heb gekend, vergund een oogenblik Uw aandacht te verzoeken voor wat tijdens het leven en voornamelijk door den arbeid van deze drie is tot stand gekomen. Wij herinneren ons hoe de zorg voor de archieven, die rijke bronnen der historie, een gevolg is geweest van de nieuwe denk beelden, die na de omwenteling omstreeks den aanvang van de vorige eeuw veld begonnen te winnen. De namen van van Royen, van Wi|N, van de Jonge toch ook, zijn hiermede onverbrekelijk verbonden. Maar boven allen uit zien wij de machtige gestalte van Bakhuizen van den Brink, die kort na 1850 aan het Rijksarchief werd verbonden en wiens geniaal inzicht de grondslagen vaststelde waarop, de lijnen uitstip pelde waarlangs het archiefwezen zich zou moeten ontwikkelen. Hij wenschte openbaarheid van alle archieven voor 1813, concentratie

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 10