register gaarne de afzonderlijke beschrijving van andere stukken b.v.
die der eigendomsbewijzen en erftijnsbrieven cadeau hebben gedaan,
vooral waar vele dier bescheiden nog elk afzonderlijk in regest zijn
weergegeven.
Het doet prettig aan, dat de heer Van de Ven bij het gebruiken
van een gewestelijken term een verklaring heeft toegevoegd b.v. bij
nr. 568, sleeschat. Alleen moet ik het tot mijn schande bekennen,
dat ook het woord ostagierspenning, nr. 521, mij onbekend is.
Van de Varia maakt nr. 1486, Nieuwjaarsbrief van Peter van
Meteren te Tiel aan zijn oom en tante, 1631, toch wel een heel grap-
pigen indruk. Het kan tot de boedelpapieren van de weeskamer te
Zaltbommel behoord hebben. Maar heeft er in Zaltbommel een wees
kamer bestaan? De inleiding zegt er niets van.
Ook over andere archieven had ik daar graag een enkel woord
gelezen. Hoe staat het met de retroacta van den burgerlijken stand,
met de notarieele protocollen, met de gilde-archieven Hebben deze
ook door het onzalig besluit van 1831 geleden? Zijn van de laatst
genoemde archieven in het geheel maar vier stukken, nrs. 1128- 1 131,
bewaard gebleven? Dat zou wel bitter weinig zijn.
Bij de regesten noemt de heer Van de Ven, wanneer het origineel
niet bewaard is, alle bekende afschriften, tot in het laatst van de
17e eeuw toe, op. Daaruit merkt men weer, hoe serieus hij zijn werk
heeft opgevat en hoe gemakkelijk hij ons ook over andere punten
had kunnen inlichten. Het is toch moeilijk aan te nemen, dat het hem
door de ramp van 1831 ten eenenmale onmogelijk is geweest om
aan mijn desiderata tegemoet te komen.
Maar hoe dan ook, het gemeentebestuur van Zaltbommel mag
den samensteller van dezen inventaris en ook hun, die het initiatief
namen tot het doen drukken daarvan, ten zeerste dankbaar zijn. En
wel in de eerste plaats den samensteller, die aan de serie goede
beschrijvingen van Nederlandsche gemeente-archieven weer een uit
stekend exemplaar heeft toegevoegd.
Toen Dr. Van Wervekf. de inventarisatie van bovengenoemd(e)
archiev(en) ter hand nam, vond hij zich gesteld voor de volgende taak.
Registers en charters waren vrijwel volledig beschreven in den
inventaris D Hoop, d.d. 1880. Het overige gedeelte, aldaar nader
omschreven als „Fardés de procédure, etc. (non classées)," was daarin
echter slechts onder één nummer samengebracht. Het was dus zaak,
175
allereerst deze massa te ontwarren, en vervolgens het geheel, in
organisch verband, ineen te voegen.
Van het succes der ontwarringsprocedure getuigt bovengenoemde
inventaris, met zijn vele rubrieken, onderverdeelingen en beschrijving
van enkelvoudige bundels en stukken. Het wil mij echter voorkomen,
dat aan de evenzeer noodzakelijke ordening in organisch verband
niet die zorg is besteed, welke voor het samenstellen van een
waarlijk wetenschappelijken archiefinventaris onontbeerlijk is. Wel
zijn, althans ten deele, de archieven der verschillende functionarissen
als afzonderlijke eenheden erkend, maar van een consequente door
voering van het herkomstbeginsel heb ik, tot mijn spijt, geen sporen
gevonden. Zoo vind ik al dadelijk, in de hoofdverdeeling, een hoofd
stuk I „Algemeenheden" naast hoofdstukken II vlg. „Archieven
van een oneffenheid, waarover men, wanneer zij op zichzelf
stond, tenslotte heen zou kunnen zien. Maar ik vind ook het volgende:
Hoofdstuk II „Archieven van den Magistraat", waarvan afdeeling C
„De Magistraat", naast afdeeling G „Betrekking met de Staten van
Vlaanderen" en afdeeling I „Rechtswezen", de laatste met onder
verdeeling o.a. b „Burgemeester en schepenen", naast b.v. d „Groote
Raad" (van den hertog van Bourgondië of te Mechelen). Daarnaast
staan dan weer „de archieven" van schepenen alleen afzonderlijk
als hoofdstuk V. Dit alles kan m. i. toch niet door den beugel, temeer,
waar ook i n de afdeelingen dezelfde verwarring van herkomst en
onderwerp als ordeningscriterium wordt voortgezet. De aandachtige
lezer van den inventaris zal de bewijzen hiervan, helaas, in overvloed
vinden, zoodat ik mij hier van nadere specificeering onthouden zal.
Evenmin heeft het zin, nog in het bijzonder te wijzen op onjuistheden
van beschrijving als: archiefstukken, afkomstig van kerken, stichtingen,
gilden etc. als behoorende tot de archieven van den magistraat (nog
wel uitsluitend onder hoofden als geestelijkheid, onderwijs, broeder
schappen enz.), wanneer deze niet inderdaad het beheer daarvan
heeft overgenomen, wat voor het meerendeel der bedoelde kerken,
stichtingen enz. niet het geval is. Al deze en andere, ongenoemde,
onjuistheden hebben m. i. éénzelfde oorzaak: het niet voldoende door
voeren der begonnen ordening en het niet voldoende vasthouden
aan het eensgekozen scheidingscriterium. Daardoor wordt het juiste
verband der stukken vaak niet gevonden, en de inventaris „rammelt",
is, zooal niet on-, dan toch moeilijk bruikbaar (men zoeke bv. eens
naar het oudste previlege der stad). Dit is jammer van den arbeid,
door Dr. Van Werveke aan dit werk besteed; „iets meer" zou hier
„zéér veel meer" geweest zijn.
Bepaald bezwaar heb ik ook tegen het beschrijven van inventaris-
174
E. WIERSUM.
Dr. L. Van Werveke. Inventaris van het archief der stad Geeraards-
bergen. 1935.