166
en men staat onwennig en mogelijk niet begrijpend tegenover dit
monument. Inderdaad is voor de bewaring daarvan een aanzienlijke
uitgave gedaan. Ais men zich zou afvragen of die oude stukken
zoo'n hooge waarde vertegenwoordigen kan ik een ieder wel gerust
stellen. Want als het oude archief eens uit het bezit van de gemeente
geraakt zou zijn en in den handel zou zijn gekomen, dan zou het
bedrag, dat men noodig had om het terug te bekomen vermoedelijk
het thans bestede bedrag wel te boven gaan. Uw archief is meer
dan een stoffelijk goed. Het vertegenwoordigt hoogere belangen.
Daarin wordt zwart op wit de geschiedenis, Uw geschiedenis ge
schreven, het wel en wee van Uw stad Bergen op Zoom. Ik kan
U verzekeren, dat er vele groote Nederlandsche gemeenten zijn,
die U Uw archief benijden, al was het alleen daarom, omdat het
voor U een tastbaar en onwraakbaar bewijs van Uw oudheid en
voornaamheid is. De huidige belangstelling moge voor de toekomst
een gelukkig voorteeken zijn.
De Algemeen Rijksarchivaris Mr. R. Bijlsma sloot de rij. Spr. zeide
te weten, dat in de kringen van het archiefwezen veel respect gevoeld
wordt voor hetgeen hier gemaakt is, dat men het in moeilijke tijden
aangedurfd heeft een dergelijk bedrag beschikbaar te stellen voor
den bouw van een archief. Vanaf 1924 heeft hij op archiefgebied
niets anders gezien dan afbraak en vernietiging en daarom voelt
hij veel respect voor wat hij hier heeft aanschouwd. Als Algemeen
Rijksarchivaris beschouwt hij dit archiefgebouw als een dépendance
van het groote hotel dat Algemeen Rijksarchief heet en hij gelooft
wel te kunnen zeggen, dat wat in de Rijksarchieven in aanmerking
komt op den duur hier te worden gedeponeerd, mettertijd naar hier
zal worden overgebracht. Tot nu toe hebben de archivarissen zich
hoofdzakelijk bepaald tot inventarisatie en ordening. Meermalen heeft
hij er op aangedrongen niet alleen ordenaar te zijn, maar ook iets
naar buiten te brengen. Wat hij hier heeft gezien en gehoord, geeft
hem de overtuiging, dat het archief niet alleen zal worden een be
waarplaats, maar ook een cultuurcentrum, waaraan in deze tijden
van verwording meer dan ooit behoefte is.
De Burgemeester dankte de aanwezigen voor hun tegenwoordig
heid en sloot daarna de officieële plechtigheid.
C. J. F. SLOOTMANS.
167
Een charter van 1560 als waardevol bewijsstuk in 1936.
Het is water naar de zee dragen om in dit tijdschrift te beweren,
dat archieven zich „van zelf" vormen, en de stukken niet bewaard
worden om in de toekomst geschiedschrijvers aan materiaal te helpen,
maar terwille van de administratie en om den eigenaar van het
archief als bewijsstuk te kunnen dienen. Maar, naarmate de stukken
ouder worden, vermeerdert de geschiedkundige waarde, terwijl de
kans, dat het stuk voor praktische doeleinden zijn nut zal bewijzen,
geringer wordt. Zoo komt het niet vaak voor, dat stukken van vóór
den Franschen tijd in procedures als bewijsstuk gebruikt worden,
Onlangs werd de inhoud van de bewaard gebleven stichtingsbrief
van het Burgerweeshuis te Deventer oorzaak, dat een aanslag in
de Doode Hand belasting werd vernietigd. De stichting kan dus,
dank zij dat charter van 1560, jaarlijks een bedrag, dat met vier
cijfers geschreven moet worden, besparen. Het een en ander leek
mij van genoeg belang om in het Archievenblad vermeld te worden.
In de eerste maanden van 1935 werden de bestuurders van het
Burgerweeshuis verblijd met een aanslagbiljet voor de Doode Hand
belasting. Tegen deze aanslag teekenden bestuurders beroep aan,
daar naar hun meening het weeshuis een rechtspersoon was, ingesteld
bij een besluit van een vertegenwoordigend lichaam. Artikel 1, 3e lid,
sub b, van de Wet op de belasting van de Doode Hand 1934 stelt
n.l. o.a. „rechtspersonen, ingesteld door een openbaar vertegen
woordigend lichaam" van deze belasting vrij. In het beroepschrift
werd de zinsnede uit de stichtingsbrief van 1560 aangehaald, waarin
in moderne taal overgezet te lezen staat, dat „Burgemeester,
Schepenen en Raad der Stad Deventer bekend maken, dat zij, met
rijp beraad van onze Gezworen Gemeente, een weeshuis hebben
opgericht".
De inspecteur van de Directe Belastingen betwistte dit beroep
schrift o.a. op grond hiervan, dat Burgemeester, Schepenen en Raden
der Stad Deventer in 1560 geen openbaar vertegenwoordigend lichaam
vormden. Vervolgens dienden bestuurders een uitvoerig, gedocu
menteerd beroepschrift in, door schrijver dezes opgesteld. 10 Maart
1936 werden door den inspecteur eenerzijds en door mij als gemachtigde
van bestuurders van het Weeshuis anderzijds de vertoogen en beroep
schriften mondeling toegelicht voor den Raad van Beroep te Zwolle,
waarbij aan dit College overgelegd werd het in het Oud-Archief van
de Gemeente berustende charter met het ongeschonden zegel van
Mr. ACQUOYInstellingen ven weldadigheid te Deventer (Deventer, 1929).
In dit boekje wordt de geschiedenis van het Burgerweeshuis en van de andere instel
lingen van weldadigheid met opgave van bronnen behandeld.