138
het oorspronkelijke vormt, zonder dat dit kenbaar is gemaakt. Op
de mij gedane vraag, waarom het geheele stuk niet gepubliceerd
was, kon ik rustig antwoorden met de opmerking te maken, dit aan
dengeen te vragen, die voor de publicatie gezorgd had.
Voor het geval dat ambtshalve afschriften worden gegeven, kan
ook de archiefbeheerder niet de verantwoordelijkheid op zich nemen,
dat het afschrift volledig en zonder veranderingen wordt gepubliceerd,
ook al heeft hij die publiceert, de onbeschaamdheid (mag ik wel
zeggen) om het ambtelijk onderschrift door den archiefbeheerder
betreffende de gelijkluidendheid gesteld mede af te drukken!
Sub b. De heer F. A. voert aan dat men de naleving bij den
rechter nooit zal kunnen afdwingen van een principieelen, resp.
recalcitranten archiefbezoeker. Intusschen de archiefbeheerder is
vooreerst niet geroepen om uit te maken of een in een Koninklijk
Besluit opgenomen voorschrift in strijd is met eenig wetsartikel; hij
heeft slechts toe te passen, wat hem is voorgeschreven. Weigert
nu een archiefbezoeker aan een of ander bepaald voorschrift te
voldoen, dan heeft hij het recht hem verder den toegang tot het
archief te weigeren, met mededeeling van de gronden van zijn
weigering aan den betrokkene, „die bevoegd is van de beslissing
van den beheerder in hooger beroep te komen bij Onzen Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen" (aldus het slot van art. 2
van meergenoemd Koninklijk besluit). De grond van de weigering is
hier: het niet voldoen aan een verplichting waartoe men zich door
onderteekening overeenkomstig artikel 8 verbonden heeft.
De heer F. A. doet aan het eind een beroep op het gezond
verstand en het goed fatsoen van de betrokkenen. Ook ik wensch
daarmede rekening te houden, en heb b.v. in mijn ambtelijke loop
baan nooit aangedrongen op het verstrekken van een afdruk, wan
neer het gepubliceerde verschenen was in eenig tijdschrift, waarop
het archief was ingeteekend.
Wat ten slotte de vraag van de rechtspersoonlijkheid, door
den heer F. A. aangevoerd, betreft, daarover uit te weiden zou te
veel plaats vorderen. Hoe stelt men zich b.v. het rechtskarakter
voor van een handeling als de aankoop door een archiefbeheerder
van meubelen, schrijfbehoeften, brandstoffen enz. ten behoeve van
een archiefbewaarplaats? Verondersteld kan, en misschien mag,
worden, dat deze handeling ambtshalve geschiedt, en op grond van
een stilzwijgende of algemeene machtiging van Rijkswege verstrekt.
Er zijn schenkingen aan archieven en openbare verzamelingen van
kunst, die niet aanvaard mogen worden zonder machtiging, maar
139
in het bewuste artikel 7 sub b wordt de schenking al reeds door
het hoogste gezag erkend. Men zou alleen kunnen vragen is hier
het woord „schenkt" op zijn plaats. Wanneer men echter intusschen
wil lezen b.v. „kosteloos afstaat" dan begint het bedenkelijk op
letterzifterij te gelijken.
Maar om te besluiten vind ik het beslist noodzakelijk, dat wan
neer aan archiefbezoekers iets ter onderteekening wordt voorgelegd,
zij ten minste weten, wat zij teekenen, en waartoe zij zich verbinden,
zij het dan op een andere manier dan die ik voorstelde.
C. C. D. Ebell.
Archivisten in dienst van het Vereenigde Koninkrijk.
111. Gachard.
Het ligt niet in de bedoeling hier een volledig overzicht te geven
van het leven van Prosper Louis Gachard, dat buitendien grooten-
deels in Belgische, en alleen in de aanvang van zijn ambtelijke loop
baan in Nederlandsche, staatsdienst werd doorgebracht. Na het
bovengenoemde ontslag van De L' Ortye werd Gachard 30 April
1831 ad interim tot „secrétaire archiviste du Royaume" België be
noemd, welke aanstelling 20 juli 1831, de dag na Leopold's komst
in Brussel definitief werd. 2) Het feit, dat het in 1931 een eeuw ge
leden was, dat de beroemde Rijksarchivaris en historicus aan de
spits van het Belgisch archiefwezen geplaatst werd, was voor
Dr. j. Cuvelier, de toenmalige algemeen archivaris van het Koninkrijk,
aanleiding om een beknopte schets van zijn leven te schrijven, 3)
als inleiding tot de catalogus der tentoonstelling van 113 documenten.
Deze moesten de archivalische en historische arbeid van Gachard
toelichten, voor een deel aan de hand van brieven van vooraanstaande
geleerden, gericht aan zooals Cuvelier hem typeert „1' illustre
archiviste et le premier en date des grands historiens de la Belgique
indépendante", die tot lid of eere-lid van niet minder dan 42
wetenschappelijke, zoowel binnen- als buitenlandsche, genootschappen
benoemd werd.
Die studie kan aangevuld worden met wat de Nederlandsche archie
ven, en wel in het bizonder dat van de Staatssecretarie van Koning
1 zi'n bA de kostbare schenkingen aan verschillende musea
oor Sir Henry DETERGING gedaan tot stand gekomen? Een museum heeft toch
ook geen rechtspersoonlijkheid.
V Nederlandsch Archievenblad, 1934—1935, blz. 117.
2) In hetzelfde jaar dus waarin VAN Wl|N, de grondlegger van het archiefwezen
in Noord-Nederland, stierf.
31 Le Centenaire de Gachard (Imprirnerie L. Daneels, Bruxelles 1931), over
druk uit: Archives, Bibliothèques et Musées de Belgique, nrs. 5 6, Mei—juni 1931.