134 C. Hollestelle f. Den 23 Juli 1936 overleed geheel onverwachts de heerC. Hollestelle, archivaris der gemeente Tholen, in den ouderdom van 69 jaar. De heer Hollestelle begon zijne loopbaan als opzichter bij den Waterstaat in Nederlandsch-lndië. Na afloop van zijn diensttijd keerde hij naar zijne geboorteplaats Tholen terug, waar hij zich verder geheel wijdde aan de beoefening van de geschiedkunde der stad Tholen en van het gelijknamige eiland. Den 1 October 1911 ontving hij zijne aanstelling tot gemeentearchivaris, wat hij dus bijna 25 jaar geweest is. Althans feitelijk. Want wel verleende de Raad van Tholen hem met ingang van 1 Januari 1936 eervol ontslag uit zijne betrekking, maar tegelijk werd eene regeling getroffen om hem zijne werkzaam heden te doen voortzetten. Hij kende de historie en het archief van Tholen als geen ander en dit stelde hem in staat de voortdurend inkomende verzoeken om inlichtingen nauwkeurig te beantwoorden en de bezoekers van het archief voort te helpen. In 1888 hadden de heeren A. Hollestelle, de vader van den lateren archivaris, en P. Laban een inventaris van het gemeentearchief gepubliceerd. Eene nieuwe volledige beschrijving heeft C. Hollestelle niet tot stand gebracht, maar wel maakte hij uitvoerige klappers, uittreksels en afschriften, die hem steeds te pas kwamen. In zijne latere jaren was Hollestelle tevens archivaris van de Hervormde kerk zijner woonplaats. Voorts hadden voornamelijk de archieven der polders op Tholen zijne belangstelling. In de jaren 1923—1931 kwamen achtereenvolgens inventarissen gereed van de archieven der volgende polders en water schappenwaterschap Sint-Maartensdijk, waterschap Poortvliet, Deur- loopolder, waterschap Broek-en-Rooland, waterschap De-vrije-polders- onder-ThoIen, Muijepolder. Andere resultaten van zijne onderzoekingen legde hij vast in talrijke artikelen, die hij veelal deed opnemen in het tijdschrift Sinte- Geertruydtsbronne. Met den heer Hollestelle is eene merkwaardige figuur uit het kleine wereldje der Zeeuwsche archivarissen heengegaan. In den omgang maakte hij dikwijls een wat somberen indruk. Maar hij meende het opperbest met zijne medemenschen en was de hulpvaardigheid zelve. Tholen verloor in hem een kundig archivaris, onze vereeniging een toegewijd lid. A. MEERKAMP VAN EMBDEN. 135 De Archiefwet en de uitvoering daarvan. De „mededeelingsplicht" van den archiefgebruiker. - Op blz. 84 87 van dezen jaargang heeft de heer Ebell eenige beschouwingen gewijd aan het voorschrift, dat de gebruikers der Rijksarchieven wil verplichten om exemplaren van de publicaties, waarin afschriften van archiefstukken voorkomen, aan die instellingen af te dragen. De zaak heeft trouwens ook voor andere openbare archieven belang, daar een soortgelijk voorschrift ook in de meeste gemeentelijke archiefverordeningen op het voetspoor van het Regeeringsmodel opneming heeft gevonden. De heer Ebell doet methoden aan de hand om het toezicht op de naleving van dat voorschrift te verzekeren. Hij stelt echter niet de vraag of de naleving van het voorschrift wel afgedwongen kan worden. Naar onze meening moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Krachtens art. 1, eerste lid, der Archiefwet 1918 zijn de onder deze wet vallende archieven openbaar. Het tweede lid zegt nader wat deze openbaarheid beteekentdat nl. een ieder bevoegd is deze stukken kosteloos te raadplegen en te zijnen koste daaruit afbeeldingen, afschriften of uittreksels te maken of te doen maken. Hiervan kan, zegt eindelijk het derde lid, slechts in bijzondere gevallen op den voet van bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen regelen worden afgeweken. De hier bedoelde algemeene maatregel is, zooals bekend, die van 2 Sept. 1919, Staatsblad 550. Wanneer nu een bijzonder geval zooals bedoeld in het derde lid en het uitvoeringsvoorschrift daarvan zich niet voordoet, heeft een ieder een onvoorwaardelijk recht op het raadplegen, het afschrijven en het publiceeren der openbare archiefstukken. Een nadere voor waarde en een onderteekening, zooals gesteld en verlangd door de artikelen 7 en 8 van het Koninklijk besluit van 14 Januari 1920 no. 33, zijn nul en van geener waarde: want een Koninklijk besluit kan geen voorschriften geven in strijd met een wettelijken regel zooals hier het geval is en een bijzondere handeling, zooals de hier verlangde „verklaring" zou zijn, in strijd met een wettelijk voorschrift van openbare orde, gelijk art. 1 der Archiefwet, is nietig (art. 14 wet Alg. Bepalingen). Het komt er dus niet op aan, wat men hieromtrent in Koninklijk besluit of gemeente-verordening bepaalt of wat men den archief gebruiker laat onderteekenen de naleving van het een of het ander zal men van een principieelen, resp. recalcitranten archiefbezoeker bij den rechter nooit kunnen afdwingen. Een chicaneuze tegenpartij

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 11