74 vertoonen. Ook van het gemeente-archief van Vlaardingen bereikte ons een overzicht, dat belangrijke aanvullingen van het in 1929 gedrukte overzicht bevat. Bovendien ontvingen wij sinds onze eerste oogstmare nog de overzichten van Eindhoven en Zutphen. En een oogenblik waanden wij zelfs het overzicht van Amsterdam vast in ons bezit te hebben, maar wij moesten het op verzoek van den archivaris bijvijlenshalve voor een korte spanne tijds - gelijk hij zei - weder afstaan. Wij willen hem niet mistrouwen. Dus mogen wij roemen thans te zijn of binnenkort te zullen zijn in het kostelijk bezit van de over zichten der volgende gemeente-archieven Amsterdam, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enkhuizen, Etten-Leur, Gouda, s-Gravenhage, Kampen, Maastricht, Middelburg, Oss, Oudewater, Rhenen, Rotterdam, Schoonhoven, Tholen, Tilburg, Utrecht, Veere, Vlaardingen, Zutphen en Zwolle. Wij tellen in ons corps geen botterikken en dus zal de statigheid van deze reeks algemeene erkenning vinden. Bovenal zal zij de gemeente-archivarissen, wier overzichten hier nog ontbreken, tot naarstigheid en spoedige inzending prikkelen, opdat ook zij worden geregen aan dezen lias der braven. Mag het niet waarlijk overbodig heeten dezen prikkel nog met bloemrijke woorden toe te scherpen? Liever geven wij plaats aan twee zakelijke opmerkingen, die het recht begrip van de waarde der hier gegeven lijst mogen verdiepen. Ten eerste: van verscheidene gemeente-archieven bestaan reeds volledige moderne inventarissen in druk, hetzij als afzonderlijke uitgaven (Arnhem, Coevorden), hetzij in de Vei slagen van s Rijks Oude Archieven opgenomen. Voor de lezers van dit blad, doorkneed in hun vakliteratuur, zou een opsom ming taedieus zijn. Dat deze inventarissen zonder veel moeite naar ons schema kunnen worden verwerkt en gidsrijp gemaakt, is duidelijk. Bovendien hebben reeds enkele Rijksarchivarissen en Inspecteurs ons vromelijk verblijd met gedetailleerde overzichten van de gemeente archieven in hun ressort. Het een zoowel als het ander strekt buiten kijf tot merkelijke versteviging van de soliditeit onzer boven genoemde reeks. Onze tweede opmerking getuigt van een wijze bezonnenheid. Wij beseffen ten volle, dat het samenstellen van een overzicht gelijk wij vragen, een moeitevolle en tijdroovende arbeid is. Maar daar mag en daar zal in Nederland geen archivaris zijn, die dit doel voor zich onbereikbaar acht. Als de „groote" ambtsbroeders, die toch niet tot de minst belaste behooren, het werk hebben volbracht en hun reuzenmop voor den archiefgids aangedragen, dan zal geen beheerder 75 van een kleiner archief (kleiner in omvang, niet in belang en niet in onmisbaarheid voor den gids) voor de taak terugdeinzen om den bouw meesters zijn steen in schoonen handvorm te doen geworden. Ook hem zelf zal het werk der samenstelling verrijken; want zooals hij het gemis van een overzicht altijd smartelijk moet hebben gevoeld, zoo zal hij het bezit daarvan tot in lengte van dagen juichend zegenen. Zoo wachten wij op de collega's, die in de rij nog ontbreken, niet zonder ongeduld, nochtans sterk in het vertrouwen, dat het schoon visioen van den nakenden archiefgids ook hen zal bezielen tot de medewerking, die wij niet kunnen ontberen of vervangen. Aan dit verslag nopens de overzichten willen wij nog een enkel woord toevoegen betreffende de raadgevingen en gedragsaanwijzingen, waarop wij in den aanhef doelden. Met geestdrift voldoend aan den wensch van het Bestuur, die trouwens ook met onze plannen strookte, hebben wij onze circulaire toegezonden aan de Rijksarchivarissen en de Inspecteurs, die ons met gegevens over de archieven binnen hun ressort konden dienen (wij spraken reeds over het verblijdend resultaat van deze actie) en aan de leden der Vereeniging, die ons met hun opbouwend oordeel konden behulpzaam zijn. De laatsten hadden wij willen bereiken door plaatsing der circulaire in het Archievenblad (wat wij ook uit historiographisch oogpunt wenschelijk achtten). Het Bestuur echter gaf de voorkeur aan persoonlijke toezending. Wij hebben aan dien wensch voldaan tot de grenzen van ons physiek vermogen; toen de oplaag niet toereikend bleek om alle leden te treffen, hebben wij ons beperkt tot de leden, niet werkzaam op een archief, waar reeds een circulaire was binnengekomen, die dus niet reeds bij het eerste salvo in September 1935 waren geraakt. Ten antwoord ontvingen wij bewijzen van instemming, die ons streelen, en van kritiek, waarvoor wij in trouwe even dankbaar zijn. Wij weten, dat ons werk onvolmaakt is, en op menig punt arbeiden wij aan onze taak nog tastenderwijs. Voorlichting en raad hebben wij noodig. Wij danken allen, die ons hun heusche opmerkingen ten beste gaven, en wij doen niemand tekort, als wij inzonderheid de (waarn.) Rijksarchivarissen in Gelderland en Overijsel, den Inspecteur in Overijsel, en mr. Fockema AndrE/E, opperaars van uitvoerige en principieele bedenkingen, als objecten van onze dankbaarheid noemen. Een uiteenzetting van ons oordeel, nu omhelzend, dan afwijzend, kan hier en thans niet volgen. Maar wij geven gaarne aan allen, die spraken, en allen, die nog zullen spreken, de verzekering, dat wij ernstig en nauwgezette wikkers zijn van hun woorden en hun voor stellen. Wij zijn overtuigd aldus het belang van den archiefgids te dienen, die alleen uit ons aller botsende en wrijvende samenwerking zijn staat van welschapenheid kan erlangen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 2