107 106 Dessuslemoustier (aardige 15de-eeuwsche vertaling van den naam De Bovekerck; moutier monasterium zou een staatje zeer ver helderd hebben gewerkt. De korte afdeeling „Généralités", welke onmiddellijk op de in leiding volgt, is merkwaardig, omdat daarin, behalve verscheidene oude inventarissen, alle charters zijn ondergebracht. De inleiding bericht, dat alle gezegelde stukken, ter betere bewaring, zijn gelicht uit de dossiers, waarin die behooren, en aldaar vervangen door een verwijsblad, waarna deze charters, gehuld in zakjes en in chrono logische volgorde gerangschikt, als een kunstmatig gevormde charterverzameling in doozen zijn geborgen. Deze acht doozen maken respectievelijk de Nrs. 2 9 van den inventaris uit; de charters dragen een eigen (onder)nummering 1—261. Hoe loffelijk en na volgenswaardig de afzonderlijke opberging van gezegelde oorkonden ook zij, daaraan behoeft toch, naar het mij voorkomt, de logische opbouw van een inventaris niet ten offer te vallen, zooals hier is geschied. Immers de Nrs. 2 9 van den inventaris bevatten stukken, welke slechts om redenen van doelmatigheid hun eigenlijke plaats in het archief niet meer innemenelk voor zich behooren deze oor konden in een dossier, dat men onder een geheel ander nummer in den in/entaris vermeld vindt. Het ware juister geweest, de vorming - om practische redenen - van eene charterverzameling alleen in de inleiding te vermelden en elk charterzakje te merken met het nummer van het dossier, waaraan die oorkonde is onttrokken. Uit den inventaris valt niet op te maken, of men dezen laatstgenoemden maatregel misschien nu toch al heeft genomen. In vergelijking met onze Nederlandsche inventarissen van familie archieven lijkt de eigenlijke beschrijving van de stukken in België wel zeer summierbij verreweg de meeste personen (Hoofstuk I) geschiedt deze als volgt: „Papier(s) personnel(s), (begin- en eind-) jaartal. 1 liasse", terwijl de stukken omtrent de goederen (Hoofdstuk II) worden aangeduid als: 232 383. Titres de propriété; baux; quittances, notes, plans, etc., relatifs a des biens situes aen dan volgen de namen der gemeenten, waarin die goederen gelegen zijn, in alphabetische volgorde, met (begin- en eind-) jaartal en „1 liasse of „1 acte". Natuurlijk vindt men in beide categorieën hier en daar onderverdeelingen en meer uitgebreide beschrijvingen. Aanhangsel I bevat stukken, welke geen zichtbaar verband met het archief Gobart vertoonen, n.l. 1) stukken aangaande niet-verwante personen, 2) „Pièces de collection (handschriften, ordonnantiën enz.). In Aanhangsel 11 treft men archivalia aan, welke ten onrechte in dit archief zijn blijven berusten, te weten 1) de ambtelijke stukken der Gobart s, van hunne aanverwanten, hunne ambtsvoorgangers enz. uit wetenschappelijk oogpunt het belangrijkste onderdeel van dit archief 2) de dubbelen. Terwijl het eigenlijke archief Gobart ten Algemeenen Rijksarchieve in Brussel wordt bewaard, zijn de stukken, beschreven in Aanhangsel I sub 2) en in Aanhangsel II, uit dit familie-archief gelicht en onder gebracht bij die archieven, waarop deze archivalia eene aanvulling vormen, te weten bij verschillende verzamelingen in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, het Rijksarchief te Antwerpen en het Rijks archief te Bergen. Niettemin vindt men deze stukken in den inven taris van het familie-archief Gobart beschreven. Dit verdienstelijke werk van MLLE. Leiour maakt ook naar den vorm een uiterst verzorgden en prettigen indruk. E. C. M. PRINS. Inventaire des archives de assistance publique de Bruxelles par PBonenfant. HL Fonds de hópital Saint-Pierre. Imprimerie industrielle et financiere, Bruxelles 1935. Men kan den archivaris van de Brusselsche godshuizen gelukkig prijzen, dat de tijdsomstandigheden hem nog niet gedwongen hebben de uitgave van den inventaris der onder zijn beheer staande ver zamelingen te staken. Geen archivist zal immers over de ordening en beschrijving van een aan hem toevertrouwd archief geheel voldaan zijn, voordat de inventaris in druk voor hem ligt, wel wetende, dat alleen de gedrukte en doelmatig verspreide inventaris vele belang hebbenden naar zijn archief kan brengen, die er anders aan zouden voorbijgaan. En is niet juist de gedachte, dat anderen eens van onzen arbeid kunnen profiteeren, de reddingsboei, waaraan wij ons vast klemmen, zoodra wij in de overstelpende papiermassa's van een ongeordend archief dreigen ten onder te gaan? Terwijl de meeste archiefuitgaven een kwijnend leven lijden of reeds den doodsteek ontvangen hebben, floreert deze Brusselsche: de inventaris van het „Fonds de l' Hópital Saint Pierre" is weer aan merkelijk uitvoeriger dan zijn voorganger, die op zijn beurt in dat opzicht reeds gunstig afstak bij de beschrijving van het Sint-Jans- gasthuis-archief, welke de reeks opende. Een „Introduction" geeft als gewoonlijk een kort overzicht van de geschiedenis van het godshuis, dat, oorspronkelijk een leprooshuis, voor het eerst genoemd wordt in een pauselijke oorkonde van 1174. Reeds in de 13de eeuw worden er ook gezonde kostkoopers in opgenomen. In den aanvang had zich een geestelijke broederschap

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 18